ECLI:NL:RBDHA:2020:11066
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiseres wegens onvoldoende zwaarwegende discriminatie en gebrek aan bescherming door autoriteiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Gambiaanse eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres, geboren in 1991, in maart 2019 gedwongen is uitgehuwelijkt en gedurende haar huwelijk te maken heeft gehad met seksueel misbruik en mishandeling. Ondanks dat de rechtbank de asielrelaas van de eiseres geloofwaardig achtte, oordeelde zij dat de ondervonden discriminatie op basis van haar Fula etniciteit niet voldoende zwaarwegend was om haar als vluchteling te kwalificeren volgens het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Gambia een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank oordeelde dat de Gambiaanse autoriteiten in theorie bescherming bieden tegen huiselijk geweld en dat de eiseres niet had aangetoond dat het vragen van bescherming bij de autoriteiten kansloos was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en wees de aanvraag voor een verblijfsvergunning af.