ECLI:NL:RBDHA:2020:11021
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en indirecte terugzending naar Duitsland onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. I. Petkovski, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. K. Elias, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 11 augustus 2020 is eiser niet verschenen, maar de vertegenwoordiger van de verweerder was aanwezig.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft aangevoerd dat hij als politiek vluchteling niet de bescherming heeft gekregen die hij nodig heeft in Duitsland en dat er een risico op indirecte terugzending naar Pakistan bestaat. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat er sprake is van systematische tekortkomingen in het Duitse asiel- en opvangsysteem. Eiser heeft geen objectieve gegevens overgelegd die de ernst van zijn gezondheidstoestand aantonen, noch dat hij als kwetsbaar persoon moet worden aangemerkt.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Duitsland onevenredig hard zou zijn. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, en is bekendgemaakt op 17 augustus 2020. Eiser kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.