ECLI:NL:RBDHA:2020:11012

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
C/09/595378 / FA RK 20-4200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 2 juli 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1987, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet tevreden is met zijn huidige situatie en dat hij al vier jaar niet is opgenomen geweest, maar dat hij ook niet onder dwang wil worden behandeld. De behandelende arts heeft echter aangegeven dat de diagnose schizofrenie is vastgesteld en dat de betrokkene medicatie nodig heeft om zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 oktober 2020 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de betrokkene en zijn advocaat. De advocaat pleitte voor een nieuw onafhankelijk onderzoek naar de diagnose van de betrokkene, die ontkent schizofrenie te hebben. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis en dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. De rechtbank heeft de verzoeken tot verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, noodzakelijk geacht om ernstig nadeel af te wenden.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend tot en met 23 januari 2021, waarbij is vastgesteld dat de betrokkene onderworpen kan worden aan verschillende vormen van verplichte zorg. De beschikking is gegeven door rechter J.E.M.G. van Wezel, bijgestaan door griffier K.A.M. Boeije, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/595378 / FA RK 20-4200
Datum beschikking: 13 oktober 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. J.C. Herweijer te Rijswijk Zh.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 02 juli 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 05 juni 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 04 juni 2020;
- een zorgplan van 04 juni 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 30 juni 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties (blanco).
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [ambulant behandelaar] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene verklaart niet tevreden te zijn. Het is inmiddels 4 jaar geleden dat hij opgenomen is geweest en nog steeds zit hij aan Parnassia vast. Betrokkene zegt daarmee niet dat hij de hulp van Parnassia niet nodig heeft, maar wel dat hij het niet onder dwang wil. Het voelt voor hem alsof hij mentaal in een gevangenis is gestopt. Ook is niet bewezen dat zijn medicatie helpt. De verandering in zijn gedrag heeft hij allemaal zelf gedaan. Betrokkene geeft aan dan ook te willen stoppen met zijn medicatie. Betrokkene ontkent schizofrenie te hebben. Hij heeft geen hallucinaties en hoort geen stemmen in zijn hoofd. Betrokkene geeft aan te blowen, maar dat staat hem vrij om zelf te bepalen.
De behandelaar geeft aan dat de diagnose schizofrenie bij betrokkene is vastgesteld door een psychiater en dat hij sinds 2008 bekend is bij Parnassia. Dat betrokkene nu al 4 jaar niet opgenomen is geweest komt grotendeels door zijn medicatie-inname. Betrokkene is ook een tijdje gestopt met zijn medicatie en merkte toen zelf ook dat zijn waarneming anders was. Dat hij nadelen ervaart door zijn medicatie is bekend bij de behandelaar en besproken met de psychiater. Daar is absoluut aandacht voor. Er zijn al verschillende soorten medicatie (en doseringen) geprobeerd. Op dit moment ontvangt betrokkene een extra middel voor de bijwerkingen van zijn antipsychoticum.
De verzochte vormen van verplichte zorg worden besproken.
De advocaat geeft aan dat de stoornis/diagnose niet elk jaar opnieuw wordt vastgesteld. Betrokkene is het niet eens met de diagnose. De advocaat pleit voor een nieuw onafhankelijk onderzoek door een arts gespecialiseerd in schizofrenie. De medicijnen geven betrokkene het gevoel dat hij gevangen zit in zijn eigen hoofd, maar zonder gaat het niet altijd goed. Daarom neemt hij ze in. Betrokkene verdient echter een kans om het zonder maatregel/dwang en met ambulante begeleiding te proberen.
De behandelaar verklaart dat elk jaar een psychiatrisch consult/onderzoek plaatsvindt waarbij wordt gekeken naar de diagnose. Deze kan dan worden aangepast. In het geval van betrokkene is dat niet gebeurd. Dat betekent niet dat er niet gekeken kan worden naar andere situaties. Er zijn namelijk vermoedens van jeugdtrauma’s waar betrokkene nu nog last van heeft. Hem zijn toen gesprekken met een psycholoog voorgesteld. Hij heeft er zelf voor gekozen dit niet te doen. De behandelaar geeft aan dat die deur altijd open staat om hem daar alsnog bij te helpen.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in het verzoek.
Op 16 juli 2019 is door de rechtbank een nieuwe voorwaardelijke machtiging verleend tot en met 29 juni 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. De enkele betwisting van de diagnose door de betrokkene acht de rechtbank onvoldoende om op dit punt tot een ander oordeel te komen. Daarnaast is sprake van stoornis in het cannabisgebruik.
Deze stoornissen leiden tot ernstig nadeel, gelegen in:
• ernstig lichamelijk letsel
• ernstige psychische schade
• maatschappelijke teloorgang
• de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Wanneer betrokkene psychotische decompenseert, is er sprake van vervelend en ongewenst gedrag naar derden op straat en tevens verbale en fysieke agressie jegens zijn moeder.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Sinds betrokkene is ingesteld op zijn depotmedicatie zijn de symptomen al gedeeltelijk in remissie. Betrokkene geeft echter aan te willen stoppen met zijn medicatie nu hem niet is gebleken dat deze helpt en hij tevens ontkent ziek te zijn. Betrokkene heeft eerder tegen advies in zijn medicatie gestaakt. Een behandeling op basis van vrijwilligheid lijkt dan ook niet haalbaar. Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid,
bij opname;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene,
bij opname;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen,
bij opname;
- opnemen in een accommodatie,
bij dreigende decompensatie en voor zo kort mogelijke duur.
Met betrekking tot de opname overweegt de rechtbank dat de geneesheer-directeur slechts kan beslissen tot opname als betrokkene niet meewerkt aan de uitvoering van voormelde vormen van verplichte zorg en er dientengevolge ernstig nadeel dreigt, dan wel er op andere wijze ernstig nadeel dreigt dat voortkomt uit de stoornis. De geneesheer-directeur zal – alvorens tot opname te beslissen – de betrokkene (doen) horen en de opname zal alsdan niet langer duren dan nodig is om het dreigend ernstig nadeel af te wenden.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.
De rechtbank zal bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden met het feit dat de behandeling van voornoemd verzoek heeft plaatsgevonden na de wettelijke beslistermijn, als ook na de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man] ,

geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid,
bij opname;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene,
bij opname;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen,
bij opname;
- opnemen in een accommodatie,
bij dreigende decompensatie en voor zo kort mogelijke duur.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 januari 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.E.M.G. van Wezel, rechter, bijgestaan door
K.A.M. Boeije als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 oktober 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 oktober 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.