ECLI:NL:RBDHA:2020:1100

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
NL20.1056 en NL20.1058
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Bosnische echtgenoten op grond van ongeloofwaardig asielrelaas en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee Bosnische echtgenoten, die hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als kennelijk ongegrond hebben afgewezen. De aanvragen werden afgewezen op basis van de beoordeling dat Bosnië en Herzegovina als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De eisers, die getrouwd zijn, hebben aangevoerd dat zij vrezen voor hun veiligheid vanwege bedreigingen van de vader van de eiseres, die binnenkort uit de gevangenis zou worden vrijgelaten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van eisers over de bedreigingen ongeloofwaardig zijn en dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bescherming nodig hebben van de autoriteiten in Bosnië.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd om hun vrees voor vervolging of schade aannemelijk te maken. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eisers niet hebben aangetoond dat zij zich tot de autoriteiten in Bosnië hebben gewend voor bescherming, wat hen zou kunnen helpen in hun asielaanvraag. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvragen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als terecht beoordeeld, en heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, en is openbaar gemaakt op 11 februari 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.1056 en NL20.1058

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
[eiseres], eiseres
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Janssen-Polet),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.W. Kreumer).

ProcesverloopBij separate besluiten van 8 januari 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij is bepaald dat eisers geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt verleend op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) juncto

artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
Tevens is aan eisers een vertrektermijn onthouden en is aan eisers een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL20.1057 en NL20.1059, plaatsgevonden op 29 januari 2020.
Eisers zijn niet verschenen, doch hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers hebben de nationaliteit van Bosnië en Herzegovina en zijn met elkaar getrouwd. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1993. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1998.
1.2
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres is in haar jeugd door haar vader misbruikt. De moeder van eiseres is hier achter gekomen en heeft aangifte gedaan tegen de vader van eiseres, hetgeen tot zijn veroordeling tot een gevangenisstraf van acht jaar heeft geleid. De vader van eiseres komt binnenkort vrij uit de gevangenis en eiseres vreest voor hem, omdat hij richting haar en haar echtgenoot bedreigingen heeft geuit. Eiseres heeft over die bedreigingen gehoord van haar moeder toen eiseres in Frankrijk bij familie op bezoek was. Eiseres heeft haar land van herkomst verlaten vanwege haar medische situatie, om een betere behandeling te gaan zoeken in het buitenland, maar nu zij heeft gehoord dat haar vader uit de gevangenis komt en bedreigingen richting haar heeft geuit, durft eiseres niet meer terug naar Bosnië te gaan.
1.3
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag, samengevat, het volgende aangevoerd.
De asielaanvraag van eiser houdt verband met de (medische) situatie van eiseres en haar asielrelaas. Eiser heeft via zijn schoonmoeder te horen gekregen dat zijn schoonvader bedreigingen had geuit jegens hem en zijn echtgenote (eiseres), en dat zijn schoonvader binnenkort vrijgelaten zou worden. Eiser vreest dat hij en eiseres door zijn schoonvader vermoord zullen worden als zij naar Bosnië terugkeren.
2. Verweerder acht geloofwaardig de verklaringen van eisers over hun identiteit, nationaliteit en herkomst, maar niet het relaas over de bedreiging door de vader van eiseres.
Volgens verweerder hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat er aanleiding is om aan te nemen dat Bosnië-Herzegovina ten aanzien van hen zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en derhalve in hun geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Ook hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat er, indien er zich problemen voordoen in Bosnië-Herzegovina, er voor hen geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen in de huidige situatie de bescherming van de autoriteiten van Bosnië-Herzegovina in te roepen.
Ten aanzien van eiseres heeft verweerder in het bestreden besluit nog overwogen dat eiseres geen documenten heeft overgelegd aangaande de medische behandeling in Frankrijk of enige (noodzakelijke) medische behandeling hier in Nederland. Eiseres maakt derhalve niet aannemelijk dat zij vanwege haar medische situatie is gebonden aan Nederland, dan wel dat deze omstandigheden niet reeds eerder, in casu in Frankrijk, hebben plaatsgevonden.
Gelet hierop heeft eiseres geenszins aannemelijk gemaakt dat vanwege haar medische toestand sprake is van een situatie waarin eiseres verblijf dient te krijgen op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), dan wel op grond van bijzondere humanitaire omstandigheden als bedoeld in artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vb 2000.
3. Eisers hebben in de beroepsgronden, samengevat, het volgende aangevoerd.
Verweerder heeft de verklaringen van eisers over de arrestatie, veroordeling, detentie en eventuele vrijlating van de vader van eiseres ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eisers hebben met de door hen overgelegde documenten een begin van bewijs geleverd. Eiseres kon geen nadere documenten overleggen omdat zij bij haar vertrek uit Bosnië nog niet wist dat haar vader op korte termijn zou vrijkomen en hij ernstige bedreigingen zou uiten. Nadat eiseres hiervan op de hoogte was gesteld door haar moeder, kon zij niet meer terug om nog documenten op te vragen.
Eisers kunnen geen bescherming krijgen van de autoriteiten in hun land van herkomst.
De medische omstandigheden van eiseres zouden er toe dienen te leiden dat aan eisers een verblijfsvergunning zou worden verleend, althans dat op zijn minst nader onderzoek zou worden gedaan naar de vraag of de medicatie die eiseres thans gebruikt voor haar ook beschikbaar is in Bosnië, dan wel of de in Bosnië beschikbare medicatie niet schadelijk is voor het ongeboren kind van eiseres.
Verweerder heeft in het asielrelaas ten onrechte geen aanleiding gezien om eisers een langere vertrektermijn te gunnen en van het opleggen van een inreisverbod af te zien, althans om een korter inreisverbod op te leggen. Eisers hebben immers aangevoerd dat zij willen bezien of zij op een legale wijze naar Europa kunnen komen. Hiermee hebben eisers een voldoende belang om van een inreisverbod af te zien, althans om een korter inreisverbod op te leggen.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Bosnië-Herzegovina kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. Vreemdelingen uit dat land hebben in het algemeen geen bescherming nodig. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat dat in hun specifieke geval anders is. Dat hebben eisers in deze zaak niet aannemelijk gemaakt. Verder heeft verweerder in de bestreden besluiten voldoende gemotiveerd waarom het relaas over de gestelde problemen ongeloofwaardig is en is daarbij ingegaan op dat wat eisers in de zienswijze hebben aangevoerd. In beroep hebben eisers geen wezenlijk andere informatie naar voren gebracht.
4.1.1
Verweerder heeft eiseres kunnen tegenwerpen dat zij haar verklaringen over de arrestatie, veroordeling, detentie en eventuele vervroegde vrijlating van haar vader, niet met stukken heeft onderbouwd. Verweerder heeft het niet aannemelijk kunnen achten dat eiseres niet in staat was om aan meer stukken te komen die haar relaas onderbouwen. Nu de moeder van eiseres op 25 oktober 2019, na het vertrek van eiseres uit haar land, nog een document heeft opgehaald, valt niet in te zien dat eiseres of haar moeder geen pogingen kon ondernemen om documenten ten aanzien van de veroordeling, detentie en eventuele vrijlating van de vader te verkrijgen. Eiseres heeft daartoe ook vanuit Frankrijk of Nederland de Bosnische autoriteiten kunnen aanschrijven. Dat verweerder dit voor het eerst in het bestreden besluit heeft overwogen, neemt niet weg dat het aan eiseres is om haar relaas met stukken te onderbouwen. Eiseres wist bovendien voor vertrek dat haar vader vervroegd vrij zou komen en heeft toen al een aantal documenten geregeld.
Verweerder heeft voorts eiseres kunnen tegenwerpen dat eiseres in het gehoor summier heeft verklaard over de veroordeling en de (komende) vrijlating van haar vader, en dat eiseres zich met betrekking tot de gestelde bedreigingen alleen op informatie van een derde baseert, niet van een objectieve bron en niet nader onderbouwd. Eiseres baseert zich niet op concrete vermoedens en/of omstandigheden.
Verweerder heeft voorts voldoende gemotiveerd waarom de verklaring van eiseres over hoe zij informatie van haar moeder over de bedreigingen ontving bevreemding wekt. Dat eiseres zich in dit verband in data heeft vergist is onvoldoende voor een ander oordeel.
4.1.2
Verweerder heeft ten aanzien van eiser niet ten onrechte overwogen dat zijn verklaringen rondom de gestelde veroordeling, gevangenisstraf en vrijlating van zijn schoonvader zeer summier zijn. De verklaring van eiser dat deze feiten en omstandigheden hem niet interesseren is daartoe onvoldoende. Nu eiser een verzoek om internationale bescherming doet mag van hem worden verwacht dat hij een oprechte inspanning levert om relevante informatie naar voren te brengen om zijn asielaanvraag te staven. Het alleen verwijzen naar eiseres voor informatie over het relaas is hiertoe onvoldoende. Gelet hierop en in combinatie met hetgeen verweerder in het besluit ten aanzien van eiseres heeft overwogen, heeft verweerder de verklaringen van eiser omtrent de bedreigingen door de schoonvader ongeloofwaardig kunnen achten.
4.2
De rechtbank is voorst van oordeel dat verweerder eisers terecht heeft tegengeworpen dat eisers zich voor bescherming tegen problemen in het land van herkomst tot de autoriteiten daar dienen te wenden. Nu eisers dit niet hebben gedaan, terwijl dit van hen wel mocht worden verwacht, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de autoriteiten in Bosnië-Herzegovina niet bereid of niet in staat zouden zijn eisers bescherming te bieden tegen voorkomende problemen. Het betoog van eisers dat zij bij terugkeer een reëel risico lopen op schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM, slaagt daarom niet.
4.3
Ook met betrekking tot de stelling van eisers dat hen een verblijfsvergunning op humanitaire gronden dient te worden verleend, heeft verweerder afdoende gemotiveerd dat daartoe geen aanleiding bestaat. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat eiseres vanwege haar medische situatie aan verblijf in Nederland gebonden is en dat zij in Bosnië niet bij de autoriteiten en de daartoe aangewezen instanties kunnen klagen over de gestelde gebrekkige zorgverlening.
4.4
Omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Bosnië-Herzegovina in het algemeen of in hun geval niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, heeft verweerder de asielaanvragen terecht als kennelijk ongegrond afgewezen. Omdat de aanvragen als kennelijk ongegrond zijn afgewezen, heeft verweerder overeenkomstig paragraaf A3/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 eisers krachtens artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, een vertrektermijn onthouden. Uit artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 volgt dat verweerder dan een inreisverbod moet uitvaardigen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers geen bijzondere omstandigheden naar voren hebben gebracht die tot het afzien van het opleggen van een inreisverbod dienen te leiden. De enkele stelling dat eisers willen onderzoeken of zij op een legale wijze in de Europese Unie kunnen verblijven, is daartoe onvoldoende.
5. De beroepen zijn ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.