ECLI:NL:RBDHA:2020:1100
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van Bosnische echtgenoten op grond van ongeloofwaardig asielrelaas en veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee Bosnische echtgenoten, die hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als kennelijk ongegrond hebben afgewezen. De aanvragen werden afgewezen op basis van de beoordeling dat Bosnië en Herzegovina als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De eisers, die getrouwd zijn, hebben aangevoerd dat zij vrezen voor hun veiligheid vanwege bedreigingen van de vader van de eiseres, die binnenkort uit de gevangenis zou worden vrijgelaten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van eisers over de bedreigingen ongeloofwaardig zijn en dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bescherming nodig hebben van de autoriteiten in Bosnië.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd om hun vrees voor vervolging of schade aannemelijk te maken. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eisers niet hebben aangetoond dat zij zich tot de autoriteiten in Bosnië hebben gewend voor bescherming, wat hen zou kunnen helpen in hun asielaanvraag. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvragen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als terecht beoordeeld, en heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, en is openbaar gemaakt op 11 februari 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.