ECLI:NL:RBDHA:2020:10982

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
C/09/599805 / FA RK 20-6641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van de situatie van betrokkene, geboren in 1951, die lijdt aan een bipolaire stemmingsstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstig nadeel voor betrokkene, wat de noodzaak voor verplichte zorg rechtvaardigt. De mondelinge behandeling vond plaats in een telefonische zitting vanwege de coronamaatregelen, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de echtgenote van betrokkene en zijn advocaat, hun standpunten hebben toegelicht.

De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de medische verklaringen en het zorgplan, en heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft de gevraagde vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles, noodzakelijk geacht om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend tot en met 14 maart 2021, en het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter J.T.W. van Ravenstein, bijgestaan door griffier A.E. Babulall-Balkaran, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/599805 / FA RK 20-6641
Datum beschikking: 12 oktober 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1951,
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats]
advocaat: mr. I.G.M. van Gorkum te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 11 september 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 7 september 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 3 september 2020;
- een zorgplan van 3 september 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 10 september 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene, in het bijzijn van zijn echtgenote;
- de advocaat;
- de [psychiater 2]
- de [sociaal psychiatrisch verpleegkundige] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft verklaard dat het goed met hem gaat. Hij is sinds twee weken weer thuis; dat was even wennen.
De echtgenote van betrokkene heeft verklaard dat het heel goed gaat met betrokkene. Betrokkene neemt zelf de medicatie in en de thuiszorg komt ook langs. Voordat betrokkene werd opgenomen, ging het minder goed. Betrokkene had veel pijn en liep moeilijk. Hij loopt nu dagelijks een stukje om zijn lichaam soepel te houden. De thuiszorg kwam in eerste instantie ’s ochtends en ’s avonds. De echtgenote heeft de thuiszorg voor ’s avonds afgezegd om dat zij alleen kwamen om de steunkousen van betrokkene uit te doen en dat kan de echtgenote ook zelf.
De advocaat heeft afwijzing van het verzoek bepleit. Zij heeft verklaard dat er om veel vormen van verplichte zorg wordt verzocht terwijl het goed gaat met betrokkene. De echtgenote van betrokkene zal zelf om hulp vragen als het haar te veel wordt. Mocht de rechtbank het verzoek toewijzen, dan heeft de advocaat verzocht om de vormen van verplichte zorg te beperken tot medicatie en de controle op medicatie. Mochten andere vormen van zorg later nodig blijken, kan er altijd om aanpassing gevraagd worden.
De spv-er heeft verklaard dat het goed gaat met betrokkene en dat hij de aangeboden hulp accepteert. Eerder was dat moeilijk omdat betrokkene alles zoveel mogelijk zelf, samen met zijn echtgenote, wilde doen. Het is belangrijk dat de thuishulp betrokken blijft anders dreigt de echtgenote weer overvraagd te worden.
De psychiater heeft verklaard dat zij behalve de vormen van zorg die zien op medicatie liever ook andere vormen van verplichte zorg achter de hand zou willen hebben voor het geval het thuis niet meer gaat.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in het verzoek.
Op 24 augustus 2020 is door de rechtbank een machtiging voortzetting van de crisismaatregel verleend tot en met 14 september 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten bipolaire stemmingsstoornissen.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang.
Uit de medische verklaring en de verklaring van de gehoorde personen ter zitting blijkt voldoende van het ernstig nadeel. Het gaat sinds kort weer goed met betrokkene, hij neemt trouw zijn medicijnen in. Door een combinatie van psychische en somatische problemen kan betrokkene echter weer medicijnen gaan weigeren. Betrokkene kan dan in dezelfde crisis terechtkomen als voor de opname.
Om een crisissituatie af te wenden, het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen.
Net als de behandelaren van betrokkene, vindt de rechtbank het niet nodig om aan betrokkene het toedienen van vocht en voeding, onderzoek aan kleding of lichaam en onderzoek op de aanwezigheid van gedrags-beïnvloedende middelen als vormen van verplichte zorg op te leggen. Zij zal het verzoek van de officier van justitie in zoverre afwijzen.
Met de advocaat is de rechtbank verder van oordeel dat het bij wijze van ‘stok achter de deur’ opleggen van opname in een accommodatie in dit geval niet passend, proportioneel of nodig is; betrokkene heeft een steunend netwerk en heeft (met medicijnen) twee decennia lang kunnen functioneren zonder dat een opname nodig was—de laatste opname dateert van rond de eeuwwisseling.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.
De rechtbank zal bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden met het feit dat de behandeling van voornoemd verzoek heeft plaatsgevonden na de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man]

geboren op [geboortedag] 1951,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 maart 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, bijgestaan door A.E. Babulall-Balkaran als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 oktober 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.