ECLI:NL:RBDHA:2020:10977

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
C/09/599441 / FA RK 20-6420
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Den Haag was opgelegd op 28 augustus 2020. Het beroep was ingediend door de betrokkene, geboren in 1981, die zich niet bereid toonde om te worden gehoord tijdens de zitting op 5 oktober 2020. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat het verhoor te kort was en dat de psychiater die de medische verklaring had afgegeven, zich voornamelijk had gebaseerd op wat hij had gelezen en gehoord, in plaats van op eigen waarnemingen. De burgemeester, vertegenwoordigd door een verweerster, stelde dat er meerdere pogingen waren gedaan om met de betrokkene in gesprek te komen, maar dat dit niet was gelukt omdat de betrokkene in wiskundige formules antwoordde. De rechtbank overwoog dat de wetgever beoogde om de rechtsbescherming van de betrokkene te versterken en dat de burgemeester voldoende inspanningen had geleverd om de betrokkene te horen. De rechtbank concludeerde dat het horen van de betrokkene, ondanks de omstandigheden, niet in strijd was met de wet en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank kwam niet toe aan de beoordeling van de verzochte schadevergoeding, aangezien het beroep al ongegrond was verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/599441 / FA RK 20-6420
Datum beschikking: 14 oktober 2020

Beroep tegen een crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 16 september 2020 ingediende beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel, ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1981, [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. mr. J.B. Peters te Zoetermeer.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 16 september 2020, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de door de burgemeester van de gemeente Den Haag op 28 augustus 2020 jegens hem opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een beslissing van de burgemeester houdende het opleggen van de crisismaatregel van 28 augustus 2020;
- het verweerschrift van de gemeente Den Haag, met bijlagen, waaronder een op 28 augustus 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was en een verslag van het verhoor van betrokkene op 28 augustus 2020.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 05 oktober 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- de advocaat;
- [verweerster] namens de gemeente Den Haag.
De rechtbank heeft tijdens de zitting vastgesteld dat de betrokkene niet bereid was zich te doen horen, immers heeft hij – hoewel hij op de hoogte was van datum en tijdstip van de zitting – zijn telefoon niet opgenomen en hebben de behandelaren, de advocaat en de vader van betrokkene evenmin contact met hem kunnen krijgen.

Verzoek en verweer

De advocaat van betrokkene heeft het verzoek als volgt toegelicht. Tussen het moment waarop het verhoor is aangevangen en het moment waarop dit is afgerond, zijn slechts zes minuten verstreken. Dit is te kort om te kunnen spreken van een zorgvuldig verhoor. Bovendien blijkt uit het verslag niet wat betrokkene precies heeft verklaard. De psychiater die de medische verklaring heeft afgegeven, heeft zich voornamelijk gebaseerd op wat hij gelezen en gehoord heeft, en in mindere mate op zijn eigen waarnemingen. Bovendien komt deze psychiater ietwat aarzelend over in zijn oordeel. De burgemeester moet in zo’n situatie extra zijn best doen om betrokkene te (doen) horen. Een crisismaatregel is een ingrijpende maatregel en die mag niet lichtvaardig worden genomen. Daarnaast is het zo dat het verhoorverslag zich niet bij de beschikking bevond. Op grond van artikel 10:12 Wvggz verzoekt betrokkene om vergoeding van de schade.
Namens de burgemeester heeft [verweerster] verweer gevoerd. De burgemeester heeft geen aanleiding gehad om te twijfelen aan de deugdelijkheid van de medische verklaring. Het is juist dat voor het horen in deze zaak slechts zes minuten zijn uitgetrokken, maar binnen dit tijdsbestek zijn meerdere pogingen gedaan om met betrokkene in gesprek te komen. Dat is niet gelukt, omdat betrokkene antwoordde in wiskundige formules. Het horen is belegd bij hooragenten van de Nationale Hoorservice. Hooragenten zijn medisch onderlegd en voldoen aan alle deskundigheidseisen. De beschikking is inclusief verhoorverslag digitaal beschikbaar gesteld aan de advocaat.

Beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt. De wetgever heeft beoogd om de rechtsbescherming van een betrokkene bij een voorgenomen crisismaatregel te versterken, (onder andere) door te bepalen dat betrokkene, zo mogelijk, in de gelegenheid wordt gesteld om te worden gehoord. In de tweede nota van wijziging bij het betreffende wetsvoorstel, waarin deze bepaling is toegevoegd (Kamerstukken II 2015-2016, 32399, nummer 25), is daarover opgemerkt dat de burgemeester moeite moet doen om betrokkene te horen; er mag niet te licht vanuit worden gegaan dat horen niet mogelijk is. Het horen hoeft niet door de burgemeester zelf te gebeuren. Hoe het horen praktisch wordt vormgegeven hangt af van de omstandigheden.
De rechtbank constateert dat de wetgever een balans heeft willen vinden tussen enerzijds het belang van een betrokkene om, als hij dat wenst, zijn mening kenbaar te maken, en anderzijds het belang om in een crisissituatie snel te kunnen handelen. Tussen die twee belangen zit een spanningsveld. De wijze waarop de burgemeester in deze zaak invulling heeft gegeven aan het horen is naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op het voorgaande, niet in strijd met artikel 7:1, tweede lid, onder b, Wvggz.
Meermalen is getracht met betrokkene in gesprek te komen. Omdat hij bleef antwoorden in wiskundige formules, is het gesprek na enkele minuten beëindigd—betrokkene bleek voor de hooragent niet te volgen. Juist in een crisissituatie zal het regelmatig voorkomen dat een betrokkene niet (goed) aanspreekbaar is, maar dat wel snel gehandeld moet worden. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet méér had kunnen worden gedaan om invulling te geven aan het hoorrecht. Gelet op de wijze waarop betrokkene gereageerd heeft, is het niet in strijd met de zorgvuldigheid dat het horen na enkele minuten is gestaakt.
Dat de burgemeester betrokkene niet zelf heeft gehoord en dat het horen telefonisch heeft plaatsgevonden doet aan de rechtmatigheid daarvan niet af. De burgemeester heeft het horen belegd bij de Nationale Hoorservice en mocht dat ook doen, gelet op wat er in de toelichting bij de genoemde nota van wijziging is opgemerkt over de praktische eisen die gesteld kunnen worden aan het horen.
Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. Aan een beoordeling van de verzochte schadevergoeding komt de rechtbank daarom niet toe.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 28 augustus 2020 ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, bijgestaan door mr. M. Nijhuis als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 oktober 2020.