ECLI:NL:RBDHA:2020:10977
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Den Haag was opgelegd op 28 augustus 2020. Het beroep was ingediend door de betrokkene, geboren in 1981, die zich niet bereid toonde om te worden gehoord tijdens de zitting op 5 oktober 2020. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat het verhoor te kort was en dat de psychiater die de medische verklaring had afgegeven, zich voornamelijk had gebaseerd op wat hij had gelezen en gehoord, in plaats van op eigen waarnemingen. De burgemeester, vertegenwoordigd door een verweerster, stelde dat er meerdere pogingen waren gedaan om met de betrokkene in gesprek te komen, maar dat dit niet was gelukt omdat de betrokkene in wiskundige formules antwoordde. De rechtbank overwoog dat de wetgever beoogde om de rechtsbescherming van de betrokkene te versterken en dat de burgemeester voldoende inspanningen had geleverd om de betrokkene te horen. De rechtbank concludeerde dat het horen van de betrokkene, ondanks de omstandigheden, niet in strijd was met de wet en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank kwam niet toe aan de beoordeling van de verzochte schadevergoeding, aangezien het beroep al ongegrond was verklaard.