3.4.1Poging tot doodslag [slachtoffer 1]
De bewijsmiddelen
heeft op 15 juni 2018 aangifte tegen de verdachte gedaan. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er op 26 mei 2018 bij de voordeur van de woning van de verdachte onenigheid ontstond tussen [slachtoffer 3] en de verdachte. [slachtoffer 1] werd erbij geroepen terwijl [slachtoffer 2] bij de auto bleef wachten. Er ontstond tussen de verdachte enerzijds en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] anderzijds een discussie over geld dat de verdachte aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] moest betalen. [slachtoffer 1] zag op een gegeven moment dat de verdachte witheet werd en naar binnen ging. [slachtoffer 3] volgde de verdachte en bleef in de hal van de woning wachten. [slachtoffer 1] stond buiten tegen de rechter voorportier. [slachtoffer 1] hoorde kort hierna twee schoten gelost worden uit de woning. [slachtoffer 3] rende naar buiten. [slachtoffer 1] hoorde hierop nog twee schoten. Op het moment dat de verdachte naar buiten kwam zag [slachtoffer 1] dat de verdachte zijn wapen oplichtte (de rechtbank leest: oprichtte). [slachtoffer 1] zag dat het een chroomkleurige revolver met een zwart handvat betrof. De verdachte richtte het wapen op de auto van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] heeft met al zijn kracht op het gezicht van de verdachte geslagen. De verdachte viel hierop naar links, zwaaide met zijn rechterhand waarin hij het wapen had en loste nog een schot. [slachtoffer 1] voelde dat de kogel zijn rechterkaak raakte. [slachtoffer 1] voelde de rechterkant van zijn gezicht niet meer en zag dat hij veel bloed verloor. De verdachte stond op en had het wapen nog op [slachtoffer 1] gericht. [slachtoffer 1] stapte naar voren in de richting van de verdachte en pakte het wapen aan de binnenkant vast. [slachtoffer 1] stak een van zijn vingers achter de trekker zodat de verdachte niet meer kon schieten. [slachtoffer 1] trok de verdachte naar hem toe en probeerde hem te ontwapenen maar beide mannen verloren hun evenwicht en vielen op de grond waarbij [slachtoffer 1] het wapen losliet. De verdachte lag op zijn buik en [slachtoffer 1] lag bovenop de rug van de verdachte. De verdachte richtte met zijn rechterhand het wapen weer omhoog en [slachtoffer 1] voelde dat de loop van het wapen zijn neus aantikte. [slachtoffer 1] draaide zijn hoofd naar links en hoorde op dat moment een schot. [slachtoffer 1] voelde pijn aan de rechterzijde van zijn nek. [slachtoffer 1] pakte vervolgens de revolver van de verdachte af. [slachtoffer 1] deed de trommel van de revolver open en gooide de kogels eruit door de releasepin in te drukken. De revolver heeft [slachtoffer 1] onder een boom gegooid. In de auto heeft [slachtoffer 1] een T-shirt om zijn nek gedaan tegen het bloeden. [slachtoffer 2] heeft thuis een 6 millimeter kogelpunt uit de nek van [slachtoffer 1] gehaald. [slachtoffer 1] heeft later opgezocht dat het wapen een revolver Alpha 6 millimeter flobert betrof. Bij de aangifte zitten foto’s van de wonden in de kaak en nek van [slachtoffer 1] die op 26 mei 2018 zijn gemaakt, een foto van de kogelpunt uit de nek van [slachtoffer 1] alsmede medische informatie betreffende [slachtoffer 1] . De specialist in het Ikazia ziekenhuis heeft op 5 juni 2018 een wond op de wang rechts en een wond in de nek rechts bij [slachtoffer 1] geconstateerd. De kaakwond is gaan ontsteken.
[slachtoffer 1] heeft de kogelpunt uit zijn nek bij een verhoor op 16 juni 2018 aan de politie gegeven. De politie heeft deze kogelpunt in beslag genomen (geregistreerd onder nummer AALB72265NL).
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 29 mei 2018 de verdachte heeft gebeld. [slachtoffer 1] heeft met de verdachte afgesproken dat laatstgenoemde 2000 euro zou betalen aan [slachtoffer 3] . [slachtoffer 1] heeft het geld opgehaald en naar eigen zeggen aan [slachtoffer 3] dan wel een huisgenoot overhandigd.
[slachtoffer 1] heeft op 4 juni 2018 met de verdachte via WhatsApp contact gehad. De berichten van die dag luiden als volgt, voor zover relevant:
04-06-18 17:19 – [slachtoffer 1] :
Goedemiddag vent. Hoe is het met jou?
Hey we hadden een afspraak en ik ben een man van mijn woord. Alleen zitten we met een probleem. Ik ben vanuit de huisarts naar een specialist in het ziekenhuis gestuurd omdat ik sinds ons akkefietje met pijn in mijn arm rondloop. Vanmiddag kreeg ik te horen dat het schot in mn nek onherstelbare zenuwschade heeft veroorzaakt. Ik kan niet werken niet slapen kan niet eens langer als 10 minuten staan omdat de zenuwpijn te erg is en alle kanten mijn lijf instraalt. In het ziekenhuis willen ze weten wat er is gebeurd dus hebben ze de politie erbij gehaald. Ik heb niks aan hen losgelaten. Maar Ik maak mij zorgen over mijn toekomst. Ik zie als enige oplossing dat we dit via een jurist oplossen ivm een veel hogere schadepost en schadevergoeding dan E2000,- . Ik wil dit liever niet. Maar ik zie helaas geen andere oplossing. Tenzij jij een betere hebt. Ik weet even niet wat te doen. Elke stap die ik kan zetten is ten nadele van jou en jouw bedrijf Ik zit met mn handen in het haar. Mijn jurist wil er een zaak van maken. Maar daar voel ik weinig voor. Maar ik voel er minder voor om zo te moeten leven met deze pijn. Afz [slachtoffer 1] (Ik wil het netjes houden)
04-06-18 17:28 – de verdachte:
ja zo okee ,ik morgen ook weer naar dokter zit bij mij kogel in mn neus weet nie hoe dat gaat lopen ….. ik wil het ook netjes houden hoor ff je hoort .e zo ff terug maak ff mn dag af ca.30 min,
04-06-18 17:31 – [slachtoffer 1] :
Is goed vent. Ik vind dit echt klote zo. Maar dat ding in je neus heb ik niet afgevuurd. Dat is een groot verschil. Ik vind dit Ik net zo rot voor jou als voor mezelf. Ik hoor je wel
(…)
04-06-18 19:07 – de verdachte:
jaja zowiezo ben ook ff van [slag] hoor dacht dat alles is opgelost.
(…)
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [slachtoffer 1] de verdachte beetpakte en zichzelf probeerde te redden. [slachtoffer 2] zag dat de verdachte de loop van het wapen in het gezicht van [slachtoffer 1] had gericht. Daarna vielen [slachtoffer 1] en de verdachte op de grond en hoorde zij een knal. [slachtoffer 2] heeft gezien dat de verdachte hierna nog een keer richtte op (de zijkant van) het hoofd van [slachtoffer 1] en schoot. Zij heeft gezien dat [slachtoffer 1] het wapen pakte en weggegooid heeft. [slachtoffer 2] heeft thuis met een piercingtang en handschoenen de kogel uit de nek van [slachtoffer 1] verwijderd.
[slachtoffer 3] heeft de politie een foto gegeven die zij in de auto heeft gemaakt van de nek van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij, vanuit de auto, heeft gezien dat [slachtoffer 1] en de verdachte een lijfelijk gevecht aan gingen. [slachtoffer 3] heeft schoten gehoord.
[naam 2] en [naam 3] , beiden werkzaam als senior forensische opsporing, hebben op 19 juni 2018 forensisch technisch onderzoek gedaan bij de woning van de verdachte. Bij dit onderzoek hebben ze aan het begin van het betegelde pad naar de voordeur van de woning in de geïntegreerde watergoot een koperkleurige patroon aangetroffen met de stempel S&B op de bodem (geregistreerd onder nummer AAKO1777NL).
[naam 4] , materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing, heeft de kogelpunt uit de nek van [slachtoffer 1] vergeleken met de patroon die is gevonden in de tuin van de verdachte. De onderzoeker heeft vastgesteld dat het patroon een kogelpatroon betreft van het merk Sellier & Bellot, kaliber 6 mm Flobert. De kogelpunt heeft hetzelfde kaliber en is vermoedelijk ook hetzelfde merk als de patroon. De onderzoeker concludeert dat de kogelpunt vermoedelijk afkomstig is van een zelfde patroon.
[naam 5] , verbonden aan de Unit Forensische Radiologie van het Maastricht UMC, heeft op 1 oktober 2019 nader onderzoek gedaan naar de CT-scans van de nek en hals van [slachtoffer 1] die op 5 juni 2018 zijn gemaakt. Het rapport vermeldt dat er twee huidperforaties zichtbaar zijn, te weten één rechts in de nek, direct onder de schedel en één ter hoogte van de rechteronderkaak, 2 centimeter voor de rechteroorlel. Er is een fractuur van het rechter deel van de onderkaak en zeer waarschijnlijk een defect aan de onderzijde van het rechter jukbeen. In de nabijheid van deze botletsels bevindt zich een metaal dense structuur.
[naam 6] , forensisch arts en ing. [naam 7] , deskundige wapens en munitie, beiden verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, hebben een forensisch geneeskundig en ballistisch onderzoek verricht. Het rapport van 23 december 2019 vermeldt onder meer dat de huidbeschadigingen bij [slachtoffer 1] ter hoogte van de rechteronderkaak en de nek (waarschijnlijk) duiden op inschotwonden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 26 mei 2018 in ieder geval twee keer van dichtbij op [slachtoffer 1] heeft geschoten.
De rechtbank acht bewezen dat het om een revolver ging, gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] , die het wapen goed heeft gezien, en het onderzoek naar de kogelpunt uit de nek van [slachtoffer 1] en de patroon uit de tuin van [slachtoffer 1] , waaruit volgt dat deze geschikt zijn om door een revolver te worden afgeschoten.
Kogelpunt afkomstig uit de nek van aangever
De rechtbank gaat aldus voorbij aan het verweer van de raadsman dat er geen bewijs is dat de kogelpunt die door het slachtoffer bij de politie is ingeleverd, de kogel is die door verdachte is geschoten in de nek van het slachtoffer. Met name ontbreekt bewijs daarvoor, aldus de raadsman, omdat de verklaringen hierover van de aangever en de getuigen onbetrouwbaar zijn. Van die onbetrouwbaarheid is de rechtbank uit het dossier en ter zitting niet gebleken. De verklaringen van de aangever en de getuigen zijn hieromtrent consistent en vinden over en weer steun voor die betrouwbaarheid. Bovendien vindt het inschieten van de kogel(s) steun in het WhatsApp bericht van de verdachte aan de aangever van 4 juni 2018, waarin de verdachte lijkt te zeggen delen bereid te zijn te zoeken naar een (financiële) oplossing voor de door de aangever geleden schade als gevolg van de schietpartij.
Kogel geschikt voor doodslag
De rechtbank gaat eveneens voorbij aan het verweer van de raadsman dat het afschieten van deze kogels (“knalpatronen” genoemd door de raadsman) ongeschikt zijn voor het plegen van doodslag. Die enkele stelling, die niet is onderbouwd, wordt genoegzaam weerlegd door het Forensisch geneeskundig en ballistisch onderzoek van het Nederlands Forensich Instituut van 23 december 2019.
Deskundigen van het NFI hebben in hun rapport aangegeven dat in de nabijheid van de verwondingen in de nek en kaak van [slachtoffer 1] vitale structuren (de bloedvaten in de hals, de zenuwwortels in het ruggenmerg en het ruggenmerg) liggen die bij perforatie tot acuut levensbedreigend letsel kunnen leiden. Bovendien hadden de kogels, zo blijkt uit het rapport van het NFI, een indringdiepte tussen de 2,5 en 15 centimeter (afhankelijk van de loop). Het verweer van de verdediging dat met de gebruikte revolver geen dodelijk letsel had kunnen worden veroorzaakt, gaat derhalve niet op. Reeds gelet hierop is er geen noodzaak om het voorwaardelijk verzoek van de raadsman toe te wijzen om een niet nader door de raadsman als deskundig aangewezen wapenhandelaar te horen.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte het opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Die vraag wordt bevestigend beantwoord, in die zin dat de rechtbank aanneemt dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet bij verdachte. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet is vereist dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever als gevolg van het door hem aangewende geweld zou komen te overlijden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat een verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De verdachte heeft met een revolver op [slachtoffer 1] heeft geschoten. [slachtoffer 1] is in zijn nek en kaak geraakt door een kogel. Er was sprake van een schermutseling met een vuurwapen waarbij de verdachte onder invloed was van alcohol en cocaïne. Dit zijn risicoverzwarende factoren.
Door met een revolver gericht op het hoofd van [slachtoffer 1] te schieten, heeft de verdachte zich op zijn minst genomen welbewust blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] aan de door hem toe te brengen verwondingen zou komen te overlijden, welke aanmerkelijk kans hij, gelet op zijn handelen, ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht daarom bewezen dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] .
De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op 26 mei 2018 heeft gepoogd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door met een revolver een aantal kogels op [slachtoffer 1] af te vuren.
3.4.4Bedreiging van [slachtoffer 2]
De bewijsmiddelen
heeft verklaard dat zij zag dat [slachtoffer 3] in de woning stond en [slachtoffer 1] bij de voordeur. [slachtoffer 2] stond naast de auto. Een paar minuten later hoorde zij een schot. Daarna hoorde ze nog een knal, maar dan heel vlak bij haar. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij een aantal schoten heeft gehoord. Zij had het idee dat de verdachte op haar schoot, want de kogel kwam vlak langs haar. [slachtoffer 2] is hierop snel in de auto gaan zitten. [slachtoffer 3] was ondertussen naar de auto gerend en toen hoorde ze nog een aantal schoten.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte vanuit de woning schoot en dat een van de kogels op of bij de auto insloeg.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met het vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van [slachtoffer 2] .
Het is vaste jurisprudentie dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, slechts vereist is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kan ontstaan dat hij of zij het leven zal kunnen verliezen.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [slachtoffer 2] zich door de kogel, die in haar richting werd geschoten, en die vlak langs haar kwam, zodanig bedreigd voelde dat bij haar de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou verliezen. De rechtbank acht hierbij van belang dat voor en tijdens het schieten door de verdachte onenigheid was tussen hem en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ,
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] met enig misdrijf tegen het leven heeft bedreigd.
3.4.5Bedreiging van [slachtoffer 3]
De bewijsmiddelen
heeft verklaard dat zij in de hal stond toen de verdachte naar beneden kwam via de spiraalvormige trap. Hij ging achteruit naar beneden en deed onderwijl de kogels in een pistool. [slachtoffer 3] is de deur uitgerend en heeft tegen [slachtoffer 1] gezegd: die man heeft een wapen, wegwezen. Zij heeft twee schoten geteld (“ pang pang”) en toen is ze in de auto gestapt.
[slachtoffer 1] heeft verklaard [slachtoffer 3] in de hal van de woning stond toen hij schoten hoorde. [slachtoffer 1] heeft [slachtoffer 3] naar buiten zien rennen. Kort daarop kwam de verdachte naar buiten met het vuurwapen in zijn hand.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte aan [slachtoffer 3] het wapen heeft getoond.
Het tonen van het wapen houdt de (impliciete) bedreiging in dat met het wapen zal kunnen worden geschoten. Dit houdt in de regel een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven in. Immers: als de bedreiging wordt uitgevoerd en met het vuurwapen op de persoon wordt geschoten, kan het gevolg zijn dat deze persoon overlijdt. Nu [slachtoffer 3] kort daarvoor onenigheid had met de verdachte kon door het tonen van het vuurwapen door de verdachte bij [slachtoffer 3] de redelijke vrees ontstaan dat zij het leven kon laten.
De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte [slachtoffer 3] met enig misdrijf tegen het leven heeft bedreigd.