3.3.2Feit 2
De bewijsmiddelen
Op 20 maart 2020 heeft [naam medewerker 2] (hierna: [naam medewerker 2] ), werkzaam bij het tankstation van [naam bedrijf 2] te Alphen aan den Rijn, aangifte gedaan. [naam medewerker 2] heeft verklaard dat zij die ochtend, om 05:39 uur, stond te wachten op haar collega, met wie zij samen de winkel zou openen. Op het moment dat zij een sigaret wilde opsteken, hoorde zij ineens een man zeggen: "Maak die deur open. Maak die deur open!" [naam medewerker 2] keek om en zag een man achter haar staan. Zij heeft hierop direct de sleutel van de voordeur gepakt en de voordeur geopend. [naam medewerker 2] heeft voorts verklaard dat zij de [naam bedrijf 2] binnenliep en de man hoorde zeggen: "Pak het geld en maak de kluis open!" Zij voelde dat de man met zijn hand tegen haar rug aan duwde. [naam medewerker 2] zei de man daarop dat het geld achter lag en dat zij dus naar het kantoor moesten. In het kantoor zag [naam medewerker 2] dat de man naar de witte prullenbak liep en daar de vuilniszak uittrok. Hij hield de zak open en zei tegen haar: "Jij moet het geld pakken en het in de zak gooien." [naam medewerker 2] heeft hierop de eerste kassalade gepakt en deze omgekiept in de vuilniszak. Vervolgens pakte de man, die geen handschoenen droeg, geld uit de andere kassalade en gooide dit in de vuilniszak.De weggenomen buit betrof ongeveer € 1.000,-, aldus [naam medewerker 2] .
Diezelfde ochtend, om 06:25 uur, heeft de politie forensisch onderzoek verricht in het tankstation van [naam bedrijf 2] . De forensische opsporing heeft gerelateerd dat bovengenoemd kantoor een afgesloten privéruimte betreft, alleen bestemd voor personeel van [naam bedrijf 2] . Voorts heeft de forensische opsporing gerelateerd dat zij in die kantoorruimte, naast een omgevallen prullenbak, een uitgerolde rol vuilniszakken zag liggen. Deze rol vuilniszakken werd veiliggesteld voor nader dactyloscopisch onderzoek.
Onderzoek heeft uitgewezen dat op de rol vuilniszakken - waarvan drie vuilniszakken waren afgerold die nog wel aan de rol vastzaten - verschillende dactyloscopische sporen zijn aangetroffen, waaronder:
- op de eerste vuilniszak, op de onbedrukte zijde en ter hoogte van het midden, ongeveer 35 centimeter vanaf de opening (AAMF4455NL);
- op de eerste vuilniszak, op de onbedrukte zijde en ter hoogte van het midden, linksboven (AAMF4456NL);
- op de eerste vuilniszak, op de onbedrukte zijde en ter hoogte van het midden, acht centimeter vanaf de rechterzijkant (AAMF4355NL).
Door twee gecertificeerde dactyloscopisch deskundigen is vervolgens afzonderlijk en onafhankelijk vergelijkend onderzoek verricht. Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van alle drie de dactyloscopische sporen op de verdachte. In alle rapporten dactyloscopisch onderzoek wordt geconcludeerd dat de kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon verwaarloosbaar klein is.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft zich ten overstaan van de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting van 19 oktober 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij onschuldig is en dat hij niet weet hoe zijn vingerafdrukken op de rol vuilniszakken terecht zijn gekomen. De raadsvrouw heeft betoogd dat niet gesteld kan worden dat de verdachte degene is geweest die de vingerafdrukken daar op dat moment heeft achtergelaten, maar dat dit ook eerder of later het geval kan zijn geweest.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank merkt voornoemde dactyloscopische sporen - gelet op het aantreffen daarvan op een vuilniszak in een afgesloten en derhalve niet voor klanten van [naam bedrijf 2] toegankelijke ruimte - aan als dadersporen. Dergelijke dadersporen kunnen volgens vaste jurisprudentie voldoende wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring opleveren. De rechtbank acht het onaannemelijk - en evenmin onderbouwd - dat deze sporen daar op een andere manier of op een ander moment terecht zijn gekomen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de forensische opsporing zeer kort na de overval op de plaats delict aanwezig was, dat de dader geen handschoenen droeg en dat gebruik werd gemaakt van een ter plekke weggenomen vuilniszak voor het vervoer van de buit. Nu de verdachte geen aannemelijke en redengevende verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van de dadersporen, is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte moet zijn geweest die op 20 maart 2020 de overval op het tankstation van [naam bedrijf 2] heeft gepleegd en daarbij een bedrag van ongeveer
€ 1.000,- heeft weggenomen. De rechtbank kent aan de verklaringen van de moeder en de vriendin van de verdachte - inhoudende dat zij ervan uitgaan dat de verdachte op de ochtend van de overval bij hen was - geen waarde toe, nu zij enkel de overtuiging hebben dat hij toen thuis was maar dit niet zelf hebben gezien.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde handelingen en uitlatingen van de verdachte - mede gelet op de dreigende sfeer die zij hebben opgeroepen - gekwalificeerd kunnen worden als afpersing. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair ten laste gelegde feit.