Op 2 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 5 juli 2020 in Monster, gemeente Westland. De verdachte heeft meermalen met een mes gestoken naar twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waarbij beiden verwondingen opliepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde met de intentie om de slachtoffers van het leven te beroven, wat resulteerde in een bewezenverklaring van de poging tot doodslag.
De rechtbank heeft het beroep op noodweer van de verdachte verworpen, omdat de door de verdediging geschetste noodweersituatie niet aannemelijk is geworden. De verdachte had verklaard dat hij zich verdedigde tegen een aanval van de slachtoffers, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze claim. De verklaringen van de slachtoffers en getuigen wezen erop dat de verdachte zelf het initiatief nam door met een mes op hen af te komen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en zijn psychische problemen gerelateerd aan drugsgebruik. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de noodzaak van een passende straf.