ECLI:NL:RBDHA:2020:10917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
09/755024-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door middel van internetbankieren van een hoogbejaarde man door zijn verzorgers

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte gedurende een periode van meer dan drie jaar aanzienlijke geldbedragen heeft overgemaakt van de bankrekening van een hoogbejaarde man, bij wie zij inwoonden. De verdachte had aan de man beloofd voor hem te zorgen, maar heeft in plaats daarvan gebruik gemaakt van internetbankieren om zonder medeweten van het slachtoffer geld te stelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte, die inmiddels is overleden, zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel. De verdachte heeft in totaal €185.453,70 van de rekening van het slachtoffer weggenomen. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bewezen verklaard, ondanks haar verweer dat zij onder druk stond van de medeverdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 200 uren, met bijzondere voorwaarden voor schuldhulpverlening en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/755024-19
Datum uitspraak: 4 november 2020
Tegenspraak
(Vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Ros en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.A.E. Bunge naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
Primair:
zij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 tot en met 1 maart 2017 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf een of meerdere bankrekening(en) op naam van [aangever] ) heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) van (in totaal) 185.453,70 euro, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en), onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door een valse sleutel, door (telkens) gebruik van te maken van het internetbankieren gekoppeld aan de bankrekening(en) van voornoemde [aangever] , tot het gebruik waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s) alleen gerechtigd was/waren voor het regelen van de bankzaken van voornoemde [aangever] ;
Subsidiair:
zij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 tot en met 1 maart 2017 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) geldbedrag(en) van (in totaal) 185.453,70 euro, althans een groot geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en welk goed verdachte en/of haar mededader(s) anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten doordat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) toestemming had(den) bankzaken voor die [aangever] te regelen, zich (telkens) wederrechtelijk heeft/hebben toegeëigend.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
[naam] (hierna: [aangever] ) woonde van augustus 2013 tot november 2016, toen hij opgenomen werd in het ziekenhuis, samen met [naam] (hierna: [medeverdachte] ) en de verdachte. In het revalidatiecentrum/verzorgingshuis is [aangever] begin 2017 tot de ontdekking gekomen dat er sinds 2013 bijna 189.000 euro is overgemaakt van zijn rekening naar de rekening van de verdachte en van [medeverdachte] . Vervolgens is een casemanager bij de Gemeente Den Haag bij de zaak betrokken. Die heeft vervolgens op 27 maart 2017 bij de politie melding gemaakt van het vermoeden financiële uitbuiting.
Naar aanleiding van de melding werd er door de politie nader onderzoek verricht, waaruit de verdachte en [medeverdachte] als verdachten zijn aangemerkt. [medeverdachte] is evenwel overleden op 2 mei 2017.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of bewezen kan worden verklaard dat de verdachte samen met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van gebruik van een valse sleutel (feit 1 primair) dan wel verduistering (feit 1 subsidiair).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [medeverdachte] de verdachte onder druk zette en dat er geen sprake was van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen hen. De verdachte had geen wetenschap ten aanzien van het gehele tenlastegelegde bedrag dat is overgemaakt van de rekening van het slachtoffer en [medeverdachte] heeft de geldtransacties buiten weten van de verdachte om gedaan.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
In bijlage I heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen inhoudende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Betrokkenheid van de verdachte
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank het volgende.
Blijkens de historische financiële gegevens van de bankrekening van verdachte ( [bankrekeningnummer 1] ) is in de periode van 7 augustus 2013 tot en met 20 juni 2016 honderdzeventien keer een geldbedrag bijgeschreven vanaf de bankrekening van [aangever] , met een totale waarde van €113.032,70.
Blijkens de historische financiële gegevens van een andere bankrekening van verdachte ( [bankrekeningnummer 2] ) is in de periode van 21 juli 2016 tot en met 12 februari 2017 drieëntwintig maal een geldbedrag bijgeschreven vanaf de bankrekening van [aangever] , met een totale waarde van €64.471,-.
Blijkens de historische financiële gegevens van de bankrekening van [aangever] ( [bankrekeningnummer 3] ):
- hebben in de periode van 7 augustus 2013 tot en met 02 februari 2017 totaal 141 financiële transacties plaatsgevonden met een totaalbedrag van
€ 177.503,70;
- is op 28 augustus 2013 €50,- bijgeboekt van de rekening van de verdachte;
- is op 19 oktober 2016 een overboeking gedaan van €1500,- naar de bankrekening van [naam] , de vader van de verdachte. De verdachte heeft bij de politie verklaard dit bedrag overgemaakt te hebben;
- is op 19 oktober 2016 €6.950 overmaakt naar het autobedrijf [bedrijfsnaam] . Uit de bewijsmiddelen blijkt dat dit betrekking heeft op de koop van een Toyota Yaris door de verdachte op 19 oktober 2016.
Voornoemde bedragen bij elkaar opgeteld, minus de € 50 euro die de verdachte heeft overgemaakt aan het slachtoffer, levert de volgende berekening op:
€ 177.503,70 + €1500,- + €6.950 - €50,- = € 185.903,70 euro.
De rechtbank stelt vast dat in de berekening van het totale bedrag banktransacties in het dossier sprake is van een kennelijke verschrijving, nu op pagina 268 van het dossier is opgenomen dat €177.053,70 in plaats van € 177.503,70 (zoals een alinea boven de berekening is opgenomen) aan overschrijvingen van de bankrekening van [aangever] is gedaan naar de bankrekening(en) [verdachte] . Door deze kennelijke verschrijving komt de berekening in het dossier uit op een totaal bedrag van € 185.453,70 euro, in plaats van
€ 185.903,70. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat het geldbedrag van €185.453,70 is weggenomen van de rekening van [aangever] .
Gelet op de handelingen van de verdachte en [medeverdachte] , te weten dat zij middels internetbankieren geld hebben overgemaakt van de rekening van [aangever] naar haar eigen rekeningen, naar de rekening van haar vader en naar de rekeningen van de kinderen van [medeverdachte] , is de rechtbank van oordeel dat verdachte een gedeelte van deze geldbedragen heeft weggenomen van de rekening van [aangever] .
Voorts stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte wist dat zij geen toestemming had van [aangever] om deze geldbedragen middels internetbankieren over te maken naar voornoemde rekeningen.
Anders dan de verdachte heeft verklaard, is niet aannemelijk geworden dat het slachtoffer voor ook maar één bedrag toestemming heeft verleend.
Is er sprake van medeplegen?
De vraag die vervolgens aan de rechtbank voorligt is of de verdachte zich door haar handelen schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van geldbedragen van [aangever] .
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. De verdachte heeft zelf geldbedragen overgemaakt van de rekening van [aangever] , de verdachte heeft naast [medeverdachte] gezeten toen deze geldbedragen overmaakte van de rekening van [aangever] , de verdachte heeft daarvoor jarenlang haar bankrekening ter beschikking gesteld en ontving telkens een sms’je als er een overboeking gedaan was. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat de verdachte op de hoogte was dat [medeverdachte] ook geld van de rekening van [aangever] heeft weggenomen door het met internetbankieren naar haar rekening over te maken. Aldus is er sprake van een gezamenlijke uitvoering en een nauwe en bewuste samenwerking.
Voor zover de verdachte eerst ter zitting heeft verklaard dat zij door [medeverdachte] gedwongen werd om geld over te maken naar haar rekening en dat de dwang bestond uit het kleineren van de verdachte en van haar zoon als zij dit niet zou doen, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte gedwongen is voornoemde handelingen te verrichten.
Conclusie
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, te weten dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag heeft gestolen van de rekening van het slachtoffer, door middel van gebruik te maken van een valse sleutel, namelijk door gebruik te maken van internetbankieren zonder dat zij daartoe gerechtigd was.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
zij
op verschillende tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 augustus 2013 tot en met 1 maart 2017 te ‘s-Gravenhage
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, (telkens
)met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
(vanaf een
of meerderebankrekening
(en)op naam van [aangever]
)heeft weggenomen (een) geldbedrag
(en)van
(in totaal)185.453,70 euro
, in elk geval (telkens) enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [aangever] ,
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),waarbij verdachte en
/ofhaar mededader
s zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofde
/hetweg te nemen geldbedrag
(en
), onder
haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door een valse sleutel, door
(telkens)gebruik van te maken van het internetbankieren gekoppeld aan de bankrekening
(en)van voornoemde [aangever] , tot het gebruik waarvan zij, verdachte en
/ofhaar mededader
(s)alleen gerechtigd
was/waren voor het regelen van de bankzaken van voornoemde [aangever] .

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het bewezenverklaarde en de verdachte is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafoplegging

5.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en als bijzondere voorwaarde het meewerken aan schuldhulpverlening, en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een einde zou maken aan de goede weg waar de verdachte zich nu blijkens het reclasseringsrapport op begeeft en dat een taakstraf van 240 uur, waarvan 120 uur voorwaardelijk, passend is in deze zaak.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft in een periode van ruim drie en een half jaar tezamen met [medeverdachte] grote geldbedragen overgemaakt van de rekening van een hoogbejaarde man bij wie zij inwoonden en aan wie zij had toegezegd dat zij hem zou verzorgen. De verdachte heeft dit gedaan door gebruikmaking van internetbankieren en buiten het medeweten van [aangever] om. Voordat [aangever] de verdachte en [medeverdachte] in huis nam, verkeerde hij in een financieel gezonde staat. Toen hij in het verzorgingstehuis terechtkwam na een ziekenhuisopname, is hij tot de ontdekking gekomen dat er 189.000 euro van zijn rekening ontnomen is, dat er niets meer op de rekening stond en dat hij schulden had opgelopen. [aangever] behoort gezien zijn leeftijd tot een kwetsbare doelgroep. De verdachte en [medeverdachte] hebben misbruik gemaakt van de goedgelovigheid en de behulpzaamheid van [aangever] , zij hebben een kwetsbare man financieel ten gronden gericht en opgezadeld met schulden. Dit is een zeer ernstig feit, dat grote impact heeft, ook op anderen die hiervan horen. Uit het aantal transacties en de verklaring van de verdachte blijkt dat de verdachte structureel te werk is gegaan en kennelijk op deze wijze in haar levensonderhoud voorzag.
De rechtbank houdt in het voordeel van de verdachte rekening met het forse aandeel dat [medeverdachte] had in de diefstal.
Strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 21 september 2020 waaruit blijkt dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten in aanraking met politie of justitie is geweest.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een reclasseringsadvies over de verdachte d.d. 2 oktober 2020, waaruit volgt dat sprake is van schuldenproblematiek en van een laag recidiverisico. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte haar een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en het meewerken aan schuldhulpverlening.
Tijdsverloop
De rechtbank overweegt dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM, die is aangevangen op 23 juli 2018, is overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Dit betekent dat de redelijke termijn met drie maanden is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze (geringe) overschrijding van de redelijke termijn matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank komt tot een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist, nu de LOVS-oriëntatiepunten voor fraudezaken, waar deze zaak het meest mee overeenkomt, een gevangenisstraf van 9 tot 12 maanden oplevert.
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten voor fraudezaken, oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur en een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, passend en geboden. Aan die voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd verbinden. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van het gepleegde feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken.

6.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat die straf, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, aan de Polluxstraat 114 te Eindhoven op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat zij mee moet werken aan schuldhulpverlening in het kader van der Wet Schuldsanering Natuurlijke personen en dat betrokkene Reclassering Nederland inzicht geeft in haar financiën en schulden;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
200 (tweehonderd) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (honderd) DAGEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. B.F.M. Klappe, rechter,
mr. T.E.F. Reijnders, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Kok, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 november 2020.
Bijlage I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met onderzoeksnummer DH2R017025, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 343).
1. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 23 juli 2018, voor zover inhoudende (p. 223, 240, 244, 245):
V: Wat is je rekeningnummer?
A: [bankrekeningnummer 1] .
V: Wie maken er gebruik van jouw bankrekening met de bijbehorende bankpas?
A: Ikke. Mijn ex (rechtbank: [medeverdachte] ) heeft ook een aantal malen gebruik gemaakt van die pas.
V: Ook werd geconstateerd dat hij (rechtbank: [aangever] ) een saldo had van maar 0,32 cent terwijl hij al enige tijd in het ziekenhuis lag en hierdoor niet zelf over zijn geld kon beschikken. Wat is hierop je reactie?
A: Zeker alles naar mijn bankrekening overgemaakt.
V: Alles gaat via jouw betaalrekening, je tekent voor contracten waar je niks van weet, je bent hoofdverdachte al was [medeverdachte]in leven geweest, dit gaat niet om een paar tientjes, maar om tonnen. We zeggen niet dat je alles verzint, maar je kan ons niet wijs maken dat je van niks weet. Dat je erin bent meegesleurd, dat is anders dan dat je had.
A: [medeverdachte] heeft destijds internbankieren aangevraagd. Toentertijd mijn telefoonnummer gebruikt. Ik heb er toen bijgezeten, dat zeg ik gewoon eerlijk. Ik heb toen een aantal keer nog gezegd van niet doen. [medeverdachte] zei dat het niet erg was, dat ik dan maar moest zeggen dat ik de rekening zou betalen van mijn rekening. Dat ik daarom het geld over ging maken naar mijn eigen rekening.
[medeverdachte] haalde elke keer het van mijn rekening af. Hij pakte mijn bankpas. Ik moest het elke maand overmaken.
Op de 22ste, 23ste en 24ste moest ik het geld overmaken van de [aangever] naar mezelf. [medeverdachte] zei dat komt wel dat komt wel.
[medeverdachte] stond altijd maar met flappen te zwaaien en zei kijk eens hoeveel geld ik heb. Ik moest steeds maar krom liggen om rond te komen.
V: Waarom heb je dit gedaan?
A: In het begin was ik verliefd op hem en ben ik erin meegegaan. Vlak voordat hij ziek werd was ik er al klaar mee. Na een jaar is dit al begonnen.
V: Wanneer is het begonnen dat je geld hebt overgemaakt van [aangever] ?
A: Einde van 2012.
V: Wanneer heb jij voor het laatst geld overgemaakt?
A: Toen met die verhuizing. Dat is de laatste keer dat ik het gedaan heb.
V: Hoeveel maakte je over?
A: Dat was de volle uitkering van de [aangever] .
V: Heb je nog andere bedragen overgemaakt?
A: Ja, [medeverdachte] wilde steeds meer en meer en meer. Dat was het volledige bedrag van die verhuizing. 76.000 euro of meer.
Het enige wat ik van dat grote bedrag heb gedaan is de schuld terug betalen aan mijn vader. Dat was denk ik € 1000,-.
V:€ 1.500,-?
A: Ja, dat kan kloppen.
V: Totaal is er in ieder geval €177.503,70 van de rekening van [aangever] naar jouw rekening. Kan dat kloppen?
A: Vast en zeker. Ik weet het niet. Ik heb geen idee. Ik heb het nooit bijgehouden.
V: Er is ook geld overgemaakt naar [naam] en [naam] en [naam] . Wat weet je ervan?
A: Ik weet dat [medeverdachte] geld nodig had voor [naam] (rechtbank: zoon van [medeverdachte] ) om boetes af te betalen; [medeverdachte] heeft 1 boete op naam van [medeverdachte] gemaakt. Ik moest elke maand 350 euro overmaken naar [naam] .
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 februari 2018, voor zover inhoudende (p. 27-28):
[verdachte] (15-01-1986)
30-08-2012: datum inschrijven [adres 2]
07-01-2015: datum inschrijven [adres 3] (meerderjarige
gemachtigde)
16-11-2017: datum inschrijven [adres 4]
3. Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, opgemaakt op 15 mei 2018, voor zover inhoudende (p. 55, 57-62):
De historische financiële gegevens van de benadeelde [aangever] werden gevorderd van de ING bank over de periode van 01-01-2012 tot en met 26-02-2018.
Deze financiële gegevens bevatten alle bij - en afschrijvingen van de bankrekening van [aangever] voorzien van het IBAN-nummer; [bankrekeningnummer 3] .Uit onderzoek bleek dat er meerdere opvallende financiële transacties hadden plaatsvonden. Hierbij werden er grote geldbedragen overgemaakt op IBAN-nummer [bankrekeningnummer 2] van de [verdachte] .
In totaal hebben er 141 financiële transacties plaatsgevonden in de periode van 7 augustus 2013 tot en met 02 februari 2017 met een totaalbedrag van € 177.503,70.
Op 19 oktober 2016 wordt er een bedrag van € 1.500,- overgemaakt op IBAN-nummer [bankrekeningnummer 4] op naam van [naam] , geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats] , is de vader van de verdachte Spaan.
Boekdatum
Type
Omschrijving
Bij
19-10-2016
GT
Naam: [naam] //Omschrijving: Terug betaling
lening//IBAN: [bankrekeningnummer 4]
€1.500,00
Boekdatum
Type
Omschrijving
Bij
28-08-2013
GT
[verdachte] //SGRAVENHAGE// [verdachte]
€50
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 mei 2018, inhoudende (p. 63-64)
Op 19 oktober 2016 is in het historische financiële overzicht van de benadeelde [aangever] te zien dat er een betaling van € 6.950 euro wordt gedaan bij automobiel bedrijf [bedrijfsnaam] .
Uit de gegevens van het RDW bleek dat het voertuig van het merk Toyota Yaris, voorzien van het kenteken [kenteken] tot 19 oktober 2016 op naam stond van [bedrijfsnaam] en op 19 oktober 2016 op naam is gesteld van [verdachte] . Benadeelde [aangever] is niet in het bezit van een geldig rijbewijs en heeft ook geen voertuigen op naam.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 mei 2018, voor zover inhoudende (p. 84-85):
De historische financiële gegevens van de [verdachte] werden gevorderd van de ING bank over de periode van 01-01-2013 tot en met 01-10-2017
Deze financiële gegevens bevatten alle bij, - en afschrijvingen van de bankrekening van [verdachte] voorzien van het IBAN-nummer [bankrekeningnummer 1] .
Na analyse van de afschrijvingen van betreffend rekeningnummer bleek het volgende:
Op 24 december 2014 wordt er vanaf het rekeningnummer [bankrekeningnummer 3] op naam van het slachtoffer [aangever] , twee keer een bedrag van € 20.000,- (totaal dus €40.000,-) overgemaakt, middels internetbankieren, op het IBAN-nummer [bankrekeningnummer 1] ten name van de [verdachte] . Bij deze overboekingen is geen omschrijving aanwezig.
24-12- 2014
GT
Naam: [aangever] //IBAN:
[bankrekeningnummer 3]
€20.000,00
[bankrekeningnummer 3]
24-12-2014
GT
Naam: [aangever] //IBAN:
[bankrekeningnummer 3]
€20.000,00
[bankrekeningnummer 3]
Nadat het geld is overgemaakt, vinden er een aantal financiële transacties plaats alle op 24-12-2014:
-
er wordt een geldopname gedaan van € 10.000,-;
-
er wordt een bedrag van € 1000,- gepind;
-
wordt een betaling van € 6.950,- gedaan aan [bedrijfsnaam] op IBAN-nummer [bankrekeningnummer 5] ;
-
er wordt een bedrag van € 10.000,- overgemaakt op IBAN-nummer [bankrekeningnummer 6] ;
-
er wordt een bedrag van € 1000,- overgemaakt aan JHM Spaan op IBAN-nummer [bankrekeningnummer 4] (vader van de [verdachte] );
-
er wordt een bedrag van € 1000,- overgemaakt aan [naam] op IBAN-nummer [bankrekeningnummer 7] ;
-
Op 29 december 2014 wordt er een betaling van € 8.995,- gedaan aan [bedrijfsnaam]op
IBAN-nummer [bankrekeningnummer 8] , met omschrijving "Chatenet [kenteken] ".
24-12-2014
PK
GELDOPNAME PASVOLGNR 008//24 DEC O Geldlade 1 75240
€ 10.000,00
24-12-2014
GM
ING>DEN HAAG>2511 CX 004277//24- 12-2014 14:02 008 5200946
€ 1.000,00
24-12-2014
GT
Naam: [bedrijfsnaam] //IBAN:
[bankrekeningnummer 5]
€ 6.950,00
24-12-2014
GT
Naam: zjive zjive pe ing//IBAN:
[bankrekeningnummer 6]
€ 10.000,00
24-12-2014
GT
Naam: [naam] //IBAN:
[bankrekeningnummer 4]
€ 1.000,00
24-12-2014
GT
Naam: [naam] //IBAN:
[bankrekeningnummer 7]
€ 1.000,00
24-12-2014
GT
Naam: [bedrijfsnaam] //0mschrijving: chatenet
[kenteken] //IBAN: [bankrekeningnummer 8]
€ 8995,00
Van 07 augustus 2013 tot en met 20 juni 2016 is er 117 keer een bedrag overgemaakt vanaf het IBAN-nummer [bankrekeningnummer 3] op naam van [aangever] . Deze overboekingen hebben een totale waarde van € 113.032,70.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 mei 2019, voor zover inhoudende (p. 87-88):
De historische financiële gegevens van de verdachte D.F.C. Spaan werden gevorderd van de ING bank over de periode van 01-01-2013 tot en met 01-10-2017. Deze financiële gegevens bevatten alle bij- en afschrijvingen van de bankrekening van D.F.C. Spaan voorzien van het IBAN-nummer NL79INGB0703913921.In de periode tussen 21-07-2016 tot en met 02-02-2017 vonden er 23 transacties plaats; er werd geld van de rekening van dhr. [aangever] overgeschreven naar deze rekening van de verdachte Spaan middels internetbankieren (code GT). Met totaal van deze transacties betrof €64.471,-.
Omschrijving
Bedrag
Tegenrekening
Boekdatum
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
50
[aangever]
02-02-2017
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
50
[aangever]
01-02-2017
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
74
[aangever]
30-01-2017
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
100
[aangever]
26-01-2017
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
200
[aangever]
25-01-2017
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
150
[aangever]
23-01-2017
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
150
[aangever]
23-01-2017
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
85
[aangever]
28-12-2016
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
700
[aangever]
22-12-2016
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
1.44
[aangever]
05-12-2016
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
776
[aangever]
23-11-2016
Naam: [aangever] : [bankrekeningnummer 3]
77
[aangever]
21-11-2016
Naam: [aangever] : [bankrekeningnummer 3]
598
[aangever]
07-11-2016
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
1.5
[aangever]
01-11-2016
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
18.176
[aangever]
24-10-2016
Naam: [aangever] : [bankrekeningnummer 3]
3
[aangever]
24-10-2016
Naam: [aangever] /flBAN: [bankrekeningnummer 3]
4
[aangever]
24-10-2016
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
4
[aangever]
24-10-2016
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
2.227
[aangever]
19-10-2016
Naam: [aangever] //0mschrijving: Gift//IBAN:
[bankrekeningnummer 3]
25
[aangever]
19-10-2016
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
811
[aangever]
22-09-2016
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
906
[aangever]
23-08-2016
Naam: [aangever] //IBAN: [bankrekeningnummer 3]
401
[aangever]
21-07-2016
7. Het proces-verbaal bevindingen, gesprek met [aangever] , opgemaakt op 8 april 2017, voor zover inhoudende (p. 24):
Ik ben samen met de verpleegster tot de ontdekking gekomen dat er sinds 2014 bijna 200.000 van mijn bankrekening is afgeschreven.
Heeft u internetbankieren?
Daar heb ik nog nooit van gehoord.
Heeft u een computer?
Nee. Daar weet ik niets vanaf.
Heeft u een mobiele telefoon?
Nee.
Wie regelde uw bankzaken?
[medeverdachte] en [verdachte] regelen mijn bankzaken. Ik heb er verder nooit naar gevraagd. Ik vertrouwde hun gewoon.
Heeft u wel eens een handtekening gezet omdat dit door [medeverdachte] of [verdachte] aan u gevraagd werd zonder dat u wist waarvoor u tekende?
Ik denk het wel.
8. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 oktober 2020, voor zover inhoudende:
Voorzitter: Bij de politie heeft u verklaard dat [medeverdachte] internetbankieren heeft aangevraagd met uw telefoon.
V: Ik kreeg elke keer een sms’je, en ik klikte dat toen weg. Ik zag dan een code, ik heb het weg geklikt. Ik wilde er niks mee te maken hebben.