Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
- een arrestatiebevel voor eiser d.d. 21 januari 2018;
- een e-mail van eiser aan [A] d.d. [2012] ; en
- een e-mail van eiser aan [A] d.d. [2011] .
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteitdrager, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd niet-ontvankelijk verklaard door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiser eerder een aanvraag had ingediend die was afgewezen op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Dit artikel stelt dat personen die ernstige misdrijven hebben gepleegd, zoals misdrijven tegen de menselijkheid, niet in aanmerking komen voor bescherming als vluchteling.
Eiser had eerder een aanvraag ingediend die op 15 april 2019 was afgewezen, omdat hij volgens de overheid een ernstige bedreiging vormde voor de openbare orde en nationale veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de nieuwe documenten die eiser had overgelegd, geen nieuw licht wierpen op de eerdere afwijzing. Eiser had aangevoerd dat hij gevoelige informatie had verstrekt aan een journalist, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet afdeed aan de eerdere vaststellingen van 'knowing participation' en 'personal participation' in mensenrechtenschendingen.
De rechtbank concludeerde dat de ingediende stukken niet relevant waren voor de beoordeling van de aanvraag en dat er geen nieuwe elementen waren die de eerdere beslissing konden ondermijnen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigde het bestreden besluit van de Staatssecretaris. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.