ECLI:NL:RBDHA:2020:10913

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.12734
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen niet in behandeling nemen verblijfsvergunning asiel door Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door eiser. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling van een andere zaak, NL20.12735, behandeld.

De rechtbank overweegt dat de gemachtigde van eiser om uitstel heeft gevraagd, maar dat er geen reden is om dit uitstel te verlenen, gezien de tijd die sindsdien is verstreken. De rechtbank concludeert dat er voldoende procesbelang is, ondanks het ontbreken van verdere communicatie tussen eiser en zijn gemachtigde. De rechtbank stelt vast dat verweerder zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen en dat het aan eiser is om aan te tonen dat dit in zijn geval niet geldt. Eiser heeft echter geen bewijs geleverd van systematische tekortkomingen in het Duitse asiel- en opvangsysteem.

De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 augustus 2020, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.12734
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. K. Elias).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL20.12735, plaatsgevonden op 11 augustus 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Zij hebben laten weten niet aanwezig te zullen zijn, omdat ze geen nadere toelichting op de gronden hebben. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere
zaaknummer: NL20.12734 2
lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
3. De gemachtigde van eiser heeft in de gronden van het beroep van 29 juni 2020 gevraagd om uitstel voor het nader aanvullen van de gronden vanwege moeilijkheden in het contact tussen eiser en zijn gemachtigde. Sindsdien is echter nog weer ruim een maand verstreken en de rechtbank ziet geen reden om nader uitstel te verlenen.
4. De rechtbank overweegt verder dat er te weinig reden is om aan te nemen dat het procesbelang van eiser ontbreekt. Uit de gronden van het beroep van 29 juni 2020 blijkt dat er via email contact is geweest tussen eiser en zijn gemachtigde. Dat het niet duidelijk is of er daarna nog verder contact is geweest, is onvoldoende om het ontbreken van procesbelang aan te nemen.
5. Verder overweegt de rechtbank dat verweerder in zijn algemeenheid ten aanzien van Duitsland uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd.
6. Eiser heeft geen informatie overgelegd die aanleiding geeft voor het oordeel dat er systematische tekortkomingen zijn in het Duitse asiel- en opvangsysteem. Voor zover eiser aangeeft dat zijn asielaanvraag niet voldoende in behandeling is genomen, overweegt de rechtbank dat hij dit niet heeft onderbouwd. Daarbij ligt het op de weg van eiser om hierover te klagen bij de (hogere) autoriteiten in Duitsland of de daartoe geëigende instanties. Niet is gebleken dat dit voor hem niet mogelijk is of dat klagen zinloos is. Ook heeft eiser niet nader onderbouwd dat hij bedreigd of gediscrimineerd is. Daarbij heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de Duitse autoriteiten hem niet zouden willen of kunnen beschermen. Dat hij wel geklaagd heeft bij de Duitse politie, maar dat hier niets mee werd gedaan heeft eiser niet nader onderbouwd. Bovendien had eiser in het geval de Duitse politie hem niet wilde helpen, hierover kunnen klagen bij de (hogere) autoriteiten in Duitsland.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd en zorgvuldig heeft voorbereid.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2020 door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff - Vos, griffier.
zaaknummer: NL20.12734 3
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
13 augustus 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.