ECLI:NL:RBDHA:2020:10912
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. Dit besluit was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zich in de procedure liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. K. Elias.
De verzoeker en zijn gemachtigde, mr. G.J. Dijkman, waren niet aanwezig op de zitting, omdat zij geen nadere toelichting op de gronden van het beroep wilden geven. De voorzieningenrechter heeft de zaak samen met een andere zaak (NL20.12734) behandeld. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De rechtbank overwoog dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er op dezelfde dag uitspraak was gedaan in de andere zaak, was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om die reden afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 augustus 2020 door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. T.R. Oosterhoff - Vos. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.