ECLI:NL:RBDHA:2020:10904

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.13720
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse vrouw op basis van ongeloofwaardige seksuele gerichtheid en onvoldoende onderbouwing

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een Nigeriaanse vrouw (eiseres) tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (verweerder). De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, omdat eiseres haar seksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres heeft aangevoerd dat zij vanwege haar homoseksualiteit in Nigeria vervolgd kan worden, maar de rechtbank oordeelt dat haar verklaringen vaag en oppervlakkig zijn. Verweerder heeft in de beoordeling rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiseres, maar heeft geconcludeerd dat zij onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar ervaringen en de gevolgen van haar seksuele gerichtheid in Nigeria.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd waarom zij niet in staat was om haar asielrelaas duidelijk te maken. Eiseres heeft ook aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar culturele achtergrond, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder de richtlijnen van Werkinstructie 2019/17 correct heeft toegepast. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de verklaringen van eiseres over haar relaties en haar beleving van homoseksualiteit in Nigeria niet overtuigend zijn en dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag als kennelijk ongegrond kan worden afgewezen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het bestreden besluit van verweerder in stand gelaten. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is bekendgemaakt op 11 augustus 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.13720
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Spel), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen I. Jalloh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1987] .
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij vanwege haar seksuele gerichtheid blootstaat aan vervolging.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • de identiteit, nationaliteit en herkomst van betrokkene;
  • de seksuele gerichtheid van betrokkene;
  • problemen als gevolg van haar seksuele gerichtheid.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres haar seksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Zij heeft hierover vaag, summier, oppervlakkig en daarmee niet aannemelijk verklaard. Hierdoor heeft zij onvoldoende inzicht weten te
verschaffen in haar persoonlijke beleving van haar seksuele gerichtheid. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
5. Eiseres voert aan verweerder dat tijdens het nader gehoor en bij de beoordeling van haar asielmotieven onvoldoende rekening heeft gehouden met haar culturele en persoonlijke achtergrond. Eiseres stelt dat zij nogal gesloten is en dat het voor haar, vanuit haar culturele achtergrond, moeilijk is om over haar seksuele gerichtheid te verklaren.
6. De rechtbank overweegt dat het aan eiseres is om de motieven voor haar asielaanvraag aan te dragen en te onderbouwen. Eiseres kan dit doen door haar asielrelaas zo inzichtelijk mogelijk te maken en door zo gedetailleerd en concreet mogelijk te verklaren.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij de beoordeling van het asielrelaas rekening heeft gehouden met persoonlijke feiten en omstandigheden van eiseres. Zo blijkt dat verweerder rekening heeft gehouden met de opleiding, het beroep en de leeftijd van eiseres. Tijdens het nader gehoor heeft de hoorambtenaar rekening gehouden met het FMMU-advies. De hoorambtenaar heeft meermalen vragen herhaald en deze zo nodig verduidelijkt. Ook zijn er regelmatig pauzes ingelast. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om te oordelen dat verweerder de in Werkinstructie 2019/17 gegeven richtlijnen niet heeft gevolgd. In deze werkinstructie is vermeld dat het zwaartepunt ligt op de antwoorden van de vreemdeling op vragen over zijn eigen ervaringen en persoonlijke beleving van zijn seksuele gerichtheid. Van de vreemdeling mag doorgaans worden verwacht dat hij kan verklaren over wat zijn seksuele gerichtheid voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor LHBTI’ers in zijn land van herkomst en hoe zijn ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar het behoren tot de LHBTI- gemeenschap maatschappelijk onacceptabel is of strafbaar is gesteld. In die situatie is het de vraag of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres in beroep en desgevraagd ter zitting niet concreet gemaakt in hoeverre de aspecten, waarvan zij vindt dat verweerder die onderbelicht heeft gelaten, haar hebben belemmerd om haar asielrelaas zo inzichtelijk mogelijk te maken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat verweerder niet heeft mogen concluderen dat zij vaag, summier en oppervlakkig heeft verklaard over haar relatie met [A] . De gemachtigde van eiseres heeft hierover een nadere toelichting gegeven op basis van wat zij van eiseres had vernomen. Zo heeft eiseres haar gemachtigde verteld over de sterke gevoelens die zij voor [A] had. Ook heeft eiseres verklaard over de ups en downs in haar relatie met [A] , over het einde van die relatie en hoe eiseres zich toen voelde. Eiseres heeft gepiekerd over haar gevoelens. Zij beschouwde die gevoelens als normaal, maar zij maakte zich meer zorgen over de manier waarop de maatschappij reageerde op personen met een homoseksuele gerichtheid.
10. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen geen afbreuk doen aan het standpunt van verweerder dat de verklaringen van eiseres op dit onderdeel summier, vaag en oppervlakkig zijn. Verweerder heeft mogen aanvoeren dat eiseres onvoldoende inzicht heeft verschaft in de persoonlijke beleving van haar seksuele gerichtheid in het licht van de
vijandige maatschappelijke teneur in Nigeria jegens homoseksuelen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat verweerder in strijd heeft gehandeld met Werkinstructie 2019/17 door aspecten over de zogenoemde zelfacceptatie mee te nemen in de besluitvorming. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat aan eiseres hierover geen vragen zijn gesteld, maar dat zij hierover zelf heeft verklaard.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen concluderen dat eiseres weinig heeft verklaard over haar beleving van haar seksuele gerichtheid. Verweerder heeft eiseres nader mogen bevragen over hoe zij in Nigeriaanse context vorm en inhoud aan haar homoseksuele gerichtheid heeft gegeven. Eiseres heeft hierover verklaard dat het voor haarzelf, los van wat anderen ervan zouden kunnen vinden, heel natuurlijk aanvoelde dat zij op vrouwen viel. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze en andere verklaringen in dit verband te algemeen zijn en dat eiseres daarmee haar beleving niet inzichtelijk heeft gemaakt. Wederom geldt dat verweerder daarbij heeft mogen betrekken dat homoseksualiteit in Nigeria onacceptabel wordt gevonden en dat het verstrekkende en risicovolle consequenties kan hebben als iemand uitkomt voor zijn of haar homoseksuele geaardheid. De rechtbank is niet gebleken dat verweerder heeft gehandeld in strijd met Werkinstructie 2019/17. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat het standpunt van verweerder over haar relatie met [B] onvoldoende is gemotiveerd. Volgens eiseres heeft verweerder daarbij geen rekening gehouden met de omstandigheid dat er alcohol in het spel was. Het valt dan ook niet in te zien dat verweerder het onveilig vindt dat eiseres in een hotelkamer met gesloten deur de liefde heeft bedreven met [B] , die eiseres op dat moment nog maar kort kende, aldus eiseres. Verweerder heeft zich op dit onderdeel op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres niet duidelijk maken waarom zij deze risico’s heeft genomen. [B] was voor haar immers een tamelijk onbekende. Desondanks heeft eiseres met [B] in een hotel de liefde bedreven en is zij nadien met [B] een relatie aangegaan. Verweerder meent dat deze gang van zaken ook niet strookt met de veronderstelde omstandigheid dat eiseres moeilijk en weinig over haar gevoelens spreekt.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft aangevoerd dat eiseres met betrekking tot [B] - ook in beroep - vaag, summier en oppervlakkig heeft verklaard. Verweerder heeft daarbij wederom mogen betrekken dat eiseres summier heeft verklaard over de wijze waarop zij haar seksuele gerichtheid in de Nigeriaanse maatschappij heeft beleefd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
15. Volgens eiseres heeft verweerder niet ongeloofwaardig mogen vinden dat zij geen enkel onderzoek heeft gedaan naar LHBTI-organisaties in Nigeria. Ook vindt eiseres het onterecht dat verweerder geen betekenis heeft gehecht aan het feit dat zij in Nederland bijeenkomsten van het COC en een gaypride heeft bijgewoond en dat zij ook lid is het COC. Eiseres meent dat deze omstandigheden er in voldoende mate op wijzen dat zij wel degelijk lesbisch is.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht aangevoerd dat eiseres geen onderzoek heeft gedaan naar LHBTI-organisaties in Nigeria. Verweerder heeft dit in
zijn besluitvorming mogen meenemen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder, bezien in het licht van de overige ongeloofwaardig bevonden aspecten over de homoseksuele geaardheid van eiseres, voor de geloofwaardigheid van die geaardheid geen doorslaggevende waarde heeft hoeven hechten aan het feit dat eiseres bijeenkomsten voor homoseksuelen heeft bijgewoond en dat zij lid is van het COC. Verweerder heeft in dit verband niet ten onrechte in aanmerking genomen dat een homoseksuele gerichtheid geen vereiste is voor het lidmaatschap van het COC of voor het bijwonen van genoemde bijeenkomsten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
17. Verweerder heeft aan eiseres tegengeworpen dat zij Nederland onrechtmatig is binnengekomen en dat zij, gezien de omstandigheden van haar binnenkomst, zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk een asielaanvraag heeft ingediend. Volgens verweerder doet deze omstandigheid op voorhand afbreuk aan de oprechtheid van de asielaanvraag van eiseres.1 Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat haar in dit verband geen verwijt kan worden gemaakt. Zij kwam in maart 2018 vanuit Duitsland naar Nederland in een situatie waarin zij voor [B] moest vluchten. [B] dwong eiseres in Duitsland namelijk tot prostitutie. Eiseres heeft vervolgens bij een Nederlandse man ingewoond en was bang dat zij [B] of haar handlangers weer tegen zou komen. Zij leefde daardoor zeer geïsoleerd. Pas veel later vernam zij dat zij in Nederland asiel kon aanvragen, wat zij op 2 november 2018 heeft gedaan.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het onaannemelijk mogen achten dat eiseres niet direct bij aankomst in Nederland om internationale bescherming heeft verzocht. Dit had te meer voor de hand gelegen, omdat eiseres naar haar zeggen was gevlucht voor een situatie in Duitsland die voor haar bedreigend was. Dat eiseres lange tijd niet zou hebben geweten van de mogelijkheid om asiel aan te vragen, heeft verweerder eveneens niet aannemelijk mogen achten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het asielrelaas van eiseres op goede gronden ongeloofwaardig bevonden. Als gevolg daarvan heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is dus ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand.
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
1 Verweerder baseert zich hierbij op artikel 30b, eerste lid en onder h, van de Vw.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
11 augustus 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.