ECLI:NL:RBDHA:2020:10901
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, van Guinese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij besluit van 15 januari 2020 buiten behandeling gesteld. Hiertegen had de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 5 augustus 2020, waar de zaak samen met een andere zaak werd behandeld, is de verzoeker niet verschenen. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter overwoog dat het treffen van een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er op dezelfde dag uitspraak was gedaan in de aanverwante zaak, was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. P. Bruins. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.