ECLI:NL:RBDHA:2020:10803
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter in een arbeidszaak
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2020 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was in een arbeidszaak tegen Fieldwork B.V., was het niet eens met een voorlopig oordeel van de kantonrechter, mr. D.E. Alink, dat was gegeven na afloop van een partijdebat. Verzoeker stelde dat de kantonrechter niet objectief was en partijdig had geoordeeld over de hoogte van de billijke vergoeding, terwijl hij vond dat zijn werkgever onterecht had gehandeld door hem op staande voet te ontslaan. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden van verzoeker niet voldoende waren om te concluderen dat de kantonrechter vooringenomen was. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat niet toe dat een rechterlijke beslissing als grond voor wraking kan dienen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om te concluderen dat deze onpartijdigheid in gevaar is. Aangezien het wrakingsverzoek volledig was gebaseerd op het voorlopige oordeel van de kantonrechter, werd het verzoek afgewezen en werd bepaald dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.