ECLI:NL:RBDHA:2020:10802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
C/09/600183 / KG RK 20-1197
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 26 oktober 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. H.W.R. Nakad-Weststrate, voerden aan dat de rechter, mr. S.J. Hoekstra-van Vliet, vooringenomen was omdat deze een procedurele beslissing had genomen die hen niet beviel. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter de wederpartij in de gelegenheid had gesteld om te reageren op het verzoek van verzoekers, wat niet duidt op vooringenomenheid maar op het naleven van het rechtsbeginsel van hoor en wederhoor. De wrakingskamer benadrukte dat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen zijn, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die wijzen op partijdigheid.

De wrakingskamer concludeerde dat de verzoekers geen overtuigende aanwijzingen hadden geleverd voor de veronderstelde partijdigheid van de rechter. Het verzoek om de zaak ambtshalve door te verwijzen en om de executie van eerdere beschikkingen te schorsen, werd eveneens afgewezen, omdat de wrakingskamer niet bevoegd was om hierover te beslissen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2020/60
zaak- /rekestnummer: C/09/600183/ KG RK 20-1197
Beslissing van 26 oktober 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoekster] en [verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. H.W.R. Nakad-Weststrate te Amsterdam,
strekkende tot de wraking van:
mr. S.J. Hoekstra-van Vliet,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
[pleegouder 1a] en [pleegouder 1b] ,
wonende te [woonplaats] ,
[pleegouder 2a] en [pleegouder 2b] ,
wonende te [woonplaats] ,
[pleegouder 3a] en [pleegouder 3b] ,
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
advocaat: mr. G.R. Dorhout-Tielken te Soest,
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
de gecertificeerde instelling,
advocaat: mr. E.M. de Lange,
Stichting Timon,
gevestigd te Zeist,
advocaat: mr. M. Kramer te Amsterdam,
en
Stichting Jeugdformaat,
gevestigd te Rijswijk,
advocaat: mr. J.G.F.M. Hoffmans te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 1 oktober 2020, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de e-mail van de advocaat van verzoekers van 1 oktober 2020, met als bijlage de pleitaantekeningen;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 2 oktober 2020.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat mr. H.W.R. Nakad-Weststrate;
-[vertegenwoordigster] namens de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, bijgestaan door advocaat mr. S. Sedlick.
1.3.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen. Verzoekster [verzoekster] en de overige belanghebbenden zijn niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/591141 / HA RK 20-169 tussen verzoekers en de belanghebbenden. In die zaak hebben verzoekers verzocht om het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor. Bij incidenteel verzoek hebben verzoekers verzocht om de zaak te verwijzen naar een andere rechtbank.
2.2.
Verzoekers hebben blijkens het proces-verbaal van de zitting van 1 oktober 2020, waarin zij het mondelinge verzoek tot wraking hebben gedaan, de schriftelijke toelichting daarop in de e-mail van 1 oktober 2020 en de toelichting tijdens de zitting van de wrakingskamer, het volgende aan hun verzoek tot wraking ten grondslag gelegd.
De rechter heeft blijk gegeven van partijdigheid omdat zij de verweerders/belanghebbenden in de gelegenheid wilde stellen om te reageren op het incidentele verzoek van verzoekers tot verwijzing van de zaak naar een andere rechtbank. Die beslissing is aan de rechtbank zelf en de mening van verweerders daarover is niet relevant. Door de zaak niet direct (zonder wederhoor) door te verwijzen, heeft de rechter blijk gegeven van partijdigheid. Verzoekers verzoeken daarom naast gegrondverklaring van het wrakingsverzoek, om de zaak ambtshalve door te verwijzen en om de executie van de beschikkingen van 2020 te schorsen, of om de gemaakte fouten via enig ander wettig middel te herstellen, zodat de kinderen van verzoekers kunnen terugkeren naar huis.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Uit het proces-verbaal van de zitting, zoals dat is bevestigd in de schriftelijke reactie van de rechter, blijkt dat de advocaat van verzoekers op de zitting haar pleitaantekeningen heeft voorgelezen en daarin een incidenteel verzoek heeft gedaan tot verwijzing van de zaak naar een rechtbank elders in het land (bij voorkeur ver van Den Haag) in verband met een gesteld gebrek aan onafhankelijkheid van de rechters in Den Haag. Vervolgens wilde de rechter de advocaten van verweerders de gelegenheid geven om daarop te reageren. Hierop wraakte de advocaat van verzoekers de rechter, omdat zij hiermee blijk van partijdigheid zou geven. Desgevraagd vond de advocaat van verzoekers het niet in strijd met de goede procesorde en hoor en wederhoor om te beslissen op een verzoek zonder de wederpartijen de gelegenheid te geven hun visie naar voren te brengen. De advocaat van verzoekers verlangde dat de rechter de zaak direct zou verwijzen en iedere andere gang van zaken gaf volgens haar blijk van vooringenomenheid.
3.3.
De wrakingskamer stelt vast dat (de advocaat van) verzoekers de rechter vooringenomen vindt/vinden omdat deze een onjuiste (procedurele) beslissing heeft genomen. De rechter heeft niet direct beslist op het verzoek tot verwijzing naar een andere rechtbank, maar heeft de wederpartijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunt daarover te geven.
Het behoort echter tot de taak van de rechter om de standpunten van alle betrokken partijen te inventariseren en op basis daarvan een beslissing te kunnen nemen. Daaraan ligt het fundamentele rechtsbeginsel van hoor en wederhoor ten grondslag. De beslissing van de rechter om de wederpartij in de gelegenheid te stellen om te reageren op het verzoek van verzoekers duidt dan ook niet op enige vooringenomenheid en is bovendien een procedurele beslissing. Procedurele beslissingen kunnen in beginsel geen grond vormen voor wraking. Dit is alleen anders, indien (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Hetgeen verzoekers in dit verband in het wrakingsverzoek hebben gesteld levert geen aanwijzing op die tot dat oordeel zou moeten leiden.
3.4.
Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.
3.5.
Voor zover verzoekers verzoeken om de zaak ambtshalve door te verwijzen en om de executie van de beschikkingen van 2020 te schorsen, of om de gemaakte fouten via enig ander wettig middel te herstellen, zodat de kinderen van verzoekers kunnen terugkeren naar huis, overweegt de wrakingskamer dat zij niet de bevoegdheid heeft om daartoe te beslissen, zoals de advocaat van verzoekers bij de behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting heeft erkend.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekers p/a hun advocaat mr. H.W.R. Nakad-Weststrate;
• de belanghebbenden (p/a hun advocaten);
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. S.W.E. de Ruiter, S.M. Krans en J.C. Sluymer, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt-Schrover en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.