In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 27 oktober 2020, staat de rechtsgeldigheid van een besluit van de Vereniging van Eigenaren (VVE) centraal. De VVE heeft besloten om asbestsaneringswerkzaamheden uit te voeren aan privégedeeltes van het appartementencomplex en deze kosten ten laste van het reservefonds te brengen. Een appartementseigenaar, aangeduid als [gedaagde], verzet zich tegen de betaling van zijn aandeel in de kosten, omdat hij van mening is dat het besluit van de VVE nietig is. De kantonrechter heeft de procedure in gang gezet na een reeks van stukken, waaronder de dagvaarding en de conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de VVE heeft in 2018 een asbestinventarisatie laten uitvoeren, waaruit bleek dat er asbesthoudende materialen aanwezig waren in de meterkasten en op de vloerbedekking in de centrale hallen. Op een vergadering van eigenaars is besloten om de asbest te saneren, en de kosten zijn ten laste van het reservefonds van de VVE gebracht. De jaarrekening over 2018, waarin deze kosten zijn opgenomen, is goedgekeurd in een latere vergadering.
De VVE vordert betaling van een bedrag van € 2.151,72 van [gedaagde], die een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. [gedaagde] voert verweer en stelt dat hij niet verplicht is om bij te dragen aan de saneringskosten, omdat deze kosten voortvloeien uit een nietig besluit van de VVE. De kantonrechter overweegt dat een besluit van de VVE nietig kan zijn als het in strijd is met de wet of de statuten. De rechter concludeert dat het besluit van de VVE om de sanering ten laste van het reservefonds te brengen, in strijd is met de wet, omdat de VVE geen bevoegdheid heeft om besluiten te nemen over privégedeeltes. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij [gedaagde] zijn schade moet specificeren.