ECLI:NL:RBDHA:2020:1078

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
NL19.31212
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak van bijzonder kwetsbare asielzoeker met betrekking tot Dublin-overdracht aan Italië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een alleenstaande zwangere vrouw, die asiel heeft aangevraagd in Nederland. De vrouw, aangeduid als verzoekster, heeft tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarin haar asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van haar aanvraag op basis van de Dublinverordening. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om te voorkomen dat zij aan Italië wordt overgedragen totdat er een uitspraak is gedaan op haar beroep.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster bijzonder kwetsbaar is, onder andere omdat zij zwanger is en het slachtoffer is van mensenhandel. Tijdens de zitting is gebleken dat de gezinsband met de gestelde vader niet is aangetoond, waardoor verzoekster als alleenstaande zwangere vrouw wordt aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de vragen die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) aan Nederland heeft gesteld, het niet kan worden uitgesloten dat Nederland individuele garanties moet vragen aan Italië met betrekking tot opvang en andere voorzieningen voor verzoekster.

Op basis van deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Italië totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 1.050 voor de verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.31212

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen ter voorkoming van overdracht aan Italië, zolang geen uitspraak is gedaan op het beroep tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.31211, plaatsgevonden op 29 januari 2020. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Als tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemprocedure niet.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat Italië verantwoordelijk dient te worden geacht voor het asielverzoek van verzoekster. Verzoekster stelt bijzonder kwetsbaar te zijn omdat zij het slachtoffer is geworden van mensenhandel en omdat zij zwanger is. Ze heeft verwezen naar de ‘interim measures’ van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) waarbij het EHRM vragen aan Nederland heeft gesteld [1] .
3. Gebleken is dat verzoekster zwanger is. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit en ter zitting op het standpunt gesteld dat de gezinsband van haar met [naam 2]
– de gestelde vader – niet is aangetoond. In deze visie van verweerder is verzoekster derhalve een alleenstaande zwangere vrouw. Dit leidt de voorzieningenrechter vooralsnog tot het oordeel dat verzoekster als bijzonder kwetsbaar in de zin van de zaak Tarakhel [2] kan worden aangemerkt. Uit de door het EHRM gestelde vragen kan worden afgeleid dat aan de orde is of bijzonder kwetsbare vreemdelingen zonder individuele garanties aan Italië kunnen worden overgedragen op grond van de Dublinverordening [3] . Dit betekent dat niet kan worden uitgesloten dat verweerder individuele garanties voor verzoekster aan Italië moet vragen met betrekking tot opvang- en andere voorzieningen, alvorens tot overdracht kan worden overgegaan.
4. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om voorlopige voorziening toe, schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Italië totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Het bedrag van deze kosten stelt de voorzieningenrechter vast op € 1.050 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Italië totdat is beslist op het beroep;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.050 (duizendvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zaaknummers: 46595/19, M.T. tegen Nederland
2.Het arrest van 4 november 2014 in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland, nr. 29217/12, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712
3.Verordening (EU) nr. 604/2013