ECLI:NL:RBDHA:2020:10776
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.C. Langendoen
- G.J. Tingen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument op basis van paspoortvereiste en bewijsnood
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2020 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Guinese nationaliteit, tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 14 januari 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van zijn verblijfsrecht als ouder van een minderjarig Nederlands kind. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet in staat was om zijn identiteit en nationaliteit ondubbelzinnig aan te tonen. De rechtbank ontving het beroepschrift op 21 januari 2020 en het verzoek om een voorlopige voorziening op dezelfde dag. De zitting vond digitaal plaats op 23 juni 2020, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat eiser niet had aangetoond dat hij niet in staat was om een geldig paspoort of identiteitsbewijs te verkrijgen. Eiser had weliswaar documenten overgelegd, maar deze voldeden niet aan de vereisten om zijn identiteit en nationaliteit ondubbelzinnig aan te tonen. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had gesteld dat eiser niet had aangetoond dat hij bewijsnood had ten aanzien van het overleggen van een geldig document. De rechtbank volgde de lijn van het arrest Oulane van het Hof van Justitie, waarin werd gesteld dat een lidstaat van een vreemdeling mag verlangen dat hij zijn identiteit en nationaliteit kan aantonen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser had geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.