Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2020 in de zaken tussen
[eiser 1] , V-nummer: [V-nummer] , geboren op [1979] en met de Chinese nationaliteit,eiser 1
[eiser 2] , V-nummer: [V-nummer] , geboren op [1994] en met de Chinese nationaliteit, eiser 2,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder heeft met toepassing van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw bepaald dat eisers de Europese Unie onmiddellijk moeten verlaten omdat een risico bestaat dat eisers zich aan het toezicht zullen onttrekken. Aan zijn standpunt dat vorenbedoeld risico bestaat heeft verweerder ten grondslag gelegd dat:
- eisers niet aan een of meer andere voor hen geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) hebben gehouden, te weten de in artikel 4.39 van het Vb neergelegde verplichting;
- zij geen vaste woon- of verblijfplaats hebben;
- zij arbeid hebben verricht in strijd met de Wav.
De rechtbank ziet, gezien de aard van de het vastgestelde gebrek, geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten of zelf in de zaken te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verweerder zich kan beraden of hij alsnog een advies aan de Inspectie SZW vraagt.
Omdat verweerder de bestreden besluiten ambtshalve en niet op aanvraag heeft genomen, ziet de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat verweerder nieuwe besluiten moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiser 1 te vergoeden;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiser 2 te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.050,-.
Rechtsmiddel
Het is aan de vreemdeling die bij binnenkomst heeft voldaan aan de verplichtingen waaraan een persoon bij grensoverschrijding is onderworpen, gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn toegestaan in Nederland te verblijven, zolang hij geen arbeid voor een werkgever verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
Het is een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning of zonder dat een vreemdeling in het bezit is van een gecombineerde vergunning voor werkzaamheden bij die werkgever.