In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in een herroepingsprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. el Hannouche, heeft de herroeping van een eerder vonnis van 18 juli 2018 gevorderd, waarin hij was veroordeeld tot betaling aan de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Bouddount, in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De eiser stelde dat de gedaagde bedrog had gepleegd door onjuiste taxatiewaarden van onroerend goed in Marokko te presenteren, wat zou hebben geleid tot een onterecht hoge veroordeling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims van bedrog en dat de gedaagde niet op de hoogte was van de lagere taxatiewaarden die door een ander bureau waren vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van de eiser niet konden worden toegewezen, en heeft de herroepingsvordering afgewezen. Tevens werd de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis afgewezen, omdat het vonnis in de hoofdzaak werd gewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.