Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 mei 2020;
- de akte uitlaten aan de zijde van [eiseres] ;
- de akte uitlaten aan de zijde van de Staat.
Rechtbank Den Haag
In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Staat der Nederlanden. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.G.M.M. Montfort, vorderde schadevergoeding als gevolg van de beëindiging van haar onderneming, die zij in verband bracht met de trage besluitvorming van de Staat op haar verzoek tot hertoetsing. De rechtbank oordeelde dat de schade die eiseres heeft geleden niet in aanmerking komt voor schadevergoeding, omdat deze niet in verband staat met de onrechtmatige daad van de Staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een causaal verband was tussen de trage besluitvorming en een deel van de door eiseres gestelde schade, maar dat eiseres niet voldoende feiten heeft aangevoerd om aan te tonen dat zij haar onderneming had kunnen voortzetten bij een tijdige beslissing. De rechtbank concludeerde dat de kans op schade nihil was, en dat de schade die eiseres heeft geleden als gevolg van de beëindiging van haar onderneming niet voor vergoeding in aanmerking komt. De Staat werd wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 2.072,81 werden begroot.