5.3Het oordeel van de rechtbank
Het feit
De verdachte heeft het slachtoffer met een scherp voorwerp in zijn onderarm gestoken. Hij heeft hiermee de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Ook is er een zeer bedreigende situatie voor het slachtoffer en zijn zwangere vriendin ontstaan. Het moet bijzonder beangstigend voor hen zijn geweest toen er een wildvreemde man voor hen stond te schreeuwen dat hij de woning binnen wilde komen op zoek naar iemand die zij evenmin kenden, waarna de verdachte al vechtend daadwerkelijk probeerde binnen te komen.
Het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 september 2020, waaruit volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens bedreiging.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende rapporten:
- een Pro Justitia-rapportage, op 22 juni 2020 opgesteld door dr. B.A. Blansjaar (hierna: Blansjaar), psychiater;
- een Pro Justitia-rapportage, op 12 oktober 2020 opgesteld door drs. G.J.W. Pol (hierna: Pol), GZ-psycholoog BIG.
Blansjaar heeft in voornoemde Pro Justitia-rapportage het volgende gerapporteerd.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een maniforme psychose, geluxeerd door habitueel cannabisgebruik, maar waarschijnlijk veroorzaakt door schizofrenie of een schizoaffectieve stoornis. Ten tijde van het ten laste gelegde leed de verdachte aan een ernstige psychotische episode met achtervolgings- en grootheidswanen en gehoorhallucinaties. Deze ziekelijke stoornis beïnvloedde de gedragskeuzen en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Het ten laste gelegde is volgens Blansjaar zonder reëel motief geheel voortgekomen uit psychotische belevingen van de verdachte, met name de achtervolgings- en grootheidswanen. Om die reden adviseert Blansjaar om het ten laste gelegde in het geheel niet toe te rekenen aan de verdachte. Het risico op recidive wordt door Blansjaar als hoog ingeschat.
Pol heeft in voornoemde Pro Justitia-rapportage het volgende gerapporteerd.
Bij de verdachte is sprake van psychische stoornissen in de zin van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was bij de verdachte sprake van deze psychische stoornissen en deze beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte. De verdachte was voorafgaand aan en ten tijde van het ten laste gelegde floride psychotisch. Hij was er in zijn waanbeleving van overtuigd dat hij een relatie had met een meisje van de zorgboerderij en dat zij gevangen werd gehouden en werd verkracht en gemarteld. De verdachte dacht dat sprake was van een algeheel complot en dat ook zijn familie wat zou worden aangedaan. Naast deze achtervolgingswanen was bij de verdachte tevens sprake van hallucinaties, hoorde hij stemmen die hem zeiden dat zijn vriendin en familie in gevaar waren. Het is in deze paranoïd-psychotische toestand dat de verdachte naar het desbetreffende adres is gegaan en tot het ten laste gelegde feit is gekomen. De verdachte had ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit geen mogelijkheden om zijn gedrag te remmen of gezonder bij te sturen. Het denken en handelen van de verdachte werd volledig door de op dat moment aanwezige paranoïd-psychotische belevingen (hallucinaties en wanen) bepaald. Om die reden adviseert Pol om de verdachte het hem ten laste gelegde feit in het geheel niet toe te rekenen.
Pol schat de kans op herhaling van gewelddadig of anderszins grensoverschrijdend delictgedrag (op de middellange termijn) in als hoog. De kans op herhaling van soortgelijk gewelddadig gedrag als het onderhavige ten laste gelegde acht Pol met name verhoogd wanneer de verdachte psychotisch is.
De toerekeningsvatbaarheid van de verdachte
De rechtbank kan zich verenigen met de bovenstaande overwegingen en conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal de verdachte derhalve ontoerekeningsvatbaar achten met betrekking tot het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van dit feit.
Behandelkader
Over het behandelkader rapporteert psychiater Blansjaar het volgende. Omdat vooralsnog geen sprake is van bescherming van betekenis door functies in de persoonlijkheid of het functioneren van de verdachte en gezien zijn ongunstige levensomstandigheden van dakloosheid en gebrek aan vaste bezigheden en persoonlijke steun is zowel uit het oogpunt van recidive-preventie als uit zorgoogpunt verplichte klinisch psychiatrische behandeling in een gesloten setting aangewezen, met aansluitende resocialisatie naar begeleid of beschermd wonen.
Blansjaar adviseert het eventuele recidivegevaar te beperken door de mogelijkheden te laten onderzoeken voor behandeling zoals boven omschreven, in het kader van een zorgmachtiging op grond van de Wet Forensische Zorg, artikel 2 lid 3. Gezien het gebrek aan succes van eerdere pogingen tot klinisch psychiatrische behandeling van de verdachte in
de reguliere GGZ wordt aanbevolen hem te behandelen in een forensische klinische setting met meer structuur en een betere beveiliging, zoals een FPA. Als alternatief kader voor een dergelijke behandeling zou door de rechtbank een TBS-maatregel kunnen worden overwogen. Aangezien de verdachte ten tijde van het onderzoek niet bereid en in staat was voldoende mee te werken aan voorwaarden zou daar zonder verbetering van zijn
toestand dwangverpleging en plaatsing in een FPC bij zijn aangewezen.
Omtrent het behandelkader van de verdachte overweegt psycholoog Pol het volgende.
Teneinde het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken is het aangewezen dat klinische behandeling van de psychose en de verslaving plaatsvindt en dat aansluitend wordt toegewerkt naar een begeleide woonvoorziening. Gezien de sterke neiging van de verdachte zich aan behandeling te onttrekken, dient de klinische behandeling plaats te vinden in een gedwongen kader en in een forensisch-psychiatrische setting. Rapporteur Pol had (net als rapporteur Blansjaar) willen adviseren de mogelijkheden voor een dergelijke behandeling in het kader van een zorgmachtiging op grond van de Wet Forensische Zorg (artikel 2 lid 3) te laten onderzoeken. Omdat van de juriste van het NIFP werd vernomen dat dit onderzoek reeds heeft plaatsgevonden en dat behandeling in het kader van een zorgmachtiging niet mogelijk werd geacht, blijft voor Pol wat de advies-mogelijkheden betreft dan alleen het kader van de TBS-maatregel over. Een TBS-maatregel met voorwaarden acht rapporteur, gezien het gebrek aan (intrinsieke) behandelmotivatie bij de verdachte, niet haalbaar, waardoor in principe de TBS-maatregel met dwangverpleging resteert. De verdachte is echter nooit eerder tot dergelijk gewelddadig gedrag als het onderhavige ten laste gelegde gekomen en er is thans, daar de psychose inmiddels grotendeels is verbleekt, geen sprake van direct delictgevaar (wat betreft een soortgelijk delict als het onderhavige ten laste gelegde). Anderzijds wordt de kans dat de verdachte, indien hij onbehandeld en zonder begeleiding en controle naar buiten zou gaan, zijn anti-psychotische medicatie staakt en/of cannabis gebruikt en daardoor psychotisch decompenseert en dan tot gewelddadig gedrag komt, groot geacht. De rapporteur acht een gedwongen behandelkader en aansluitende blijvende controle en begeleiding dan ook zeker nodig.
GGZ Reclassering Fivoor heeft twee adviezen (van 10 juli 2020 en 25 september 2020) uitgebracht. Beide adviezen zijn opgesteld door [naam reclasseringsmedewerker] . De reclassering is van mening dat een zorgmachtiging te weinig waarborgen biedt om het hoge recidiverisico en het hoge risico op letselschade adequaat te kunnen managen. Daarbij komt dat er op dit moment te weinig plekken beschikbaar zijn en er onduidelijkheid is aangaande de financiering van de zorg om hier ook daadwerkelijk uitvoering aan te kunnen geven. Zij ziet meer in het alternatief van een TBS-maatregel met voorwaarden, waarbij zowel de benodigde langdurige klinische behandeling in een hoog beveiligde setting als het verdere resocialisatietraject is gewaarborgd. In het laatste advies (maatregelenrapport) zijn de mogelijkheden van een TBS-maatregel met voorwaarden onderzocht en is geadviseerd over de aan de TBS-maatregel te verbinden voorwaarden. Volgens de reclassering kan de kans op herhaling en/of toekomstige ontregelingen worden teruggedrongen door het voortzetten van de medicamenteuze behandeling, abstinentie van middelen in samenhang met behandeling van de psychiatrische problematiek (middels o.a. psycho-educatie) gericht op het verder vergroten van ziektebesef- en inzicht, het beter leren inschatten van risicovolle situaties, het versterken van de coping en het verwerven van beschermende factoren waaronder huisvesting en een steunend sociaal netwerk van de verdachte.
[naam reclasseringsmedewerker] is ter terechtzitting als deskundige gehoord en heeft verklaard dat de behandeling van de verdachte in het kader van een TBS-maatregel met voorwaarden plaats zou moeten vinden in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK), waar de behandelintensiteit hoog is. Daar zal nog een indicatie voor moeten worden afgegeven. Ter overbrugging tussen de detentie en plaatsing in een FPK kan de verdachte worden geplaatst op de gesloten afdeling van een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA).
De rechtbank acht het gelet op deze overwegingen van de deskundigen noodzakelijk dat de verdachte een langdurige klinische behandeling zal ondergaan met aansluitend zorgtraject wegens de psychiatrische problematiek waarmee hij heeft te kampen en het daarmee samenhangende - indien onbehandeld - hoge recidiverisico op geweld.
Ter terechtzitting is gebleken dat de aanvraag voor een zorgmachtiging door de geneesheer directeur van Rivierduinen negatief is beoordeeld. De reguliere GGZ wordt niet passend geoordeeld. Dit betekent dat de rechtbank, zo zij al zou vinden dat dit een toereikend kader zou opleveren, wettelijk gezien geen zorgmachtiging
kanopleggen.
Om de door de rechtbank noodzakelijk geachte klinische behandeling van de verdachte en het aansluitende zorgtraject te bewerkstelligen blijft binnen het strafrecht (slechts) de mogelijkheid over om aan de verdachte de TBS-maatregel op te leggen. Bij de beantwoording van de vraag of aan de verdachte een TBS-maatregel moet worden opgelegd, stelt de rechtbank voorop dat deze maatregel aan een verdachte kan worden opgelegd wanneer de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit vereist.
De stoornis van de verdachte en het daaruit voorkomende recidiverisico is naar het oordeel van de rechtbank van zodanige aard dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Ter onderbouwing van dit oordeel wijst de rechtbank op hetgeen de Pro Justitia rapporteurs naar voren hebben gebracht omtrent de stoornis van de verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico indien de stoornis onbehandeld blijft en het bewezenverklaarde geweldsdelict. In het licht van het voornoemde concludeert de rechtbank dat de veiligheid van anderen vereist dat aan de verdachte de TBS-maatregel wordt opgelegd. Aan de overige wettelijke vereisten, is tevens voldaan.
Het bewezenverklaarde feit betreft immers een misdrijf als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld). Voorts bestond tijdens het begaan van het feit bij de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De rechtbank zal ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen aan de TBS-maatregel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden stellen die het gedrag van verdachte betreffen. Alhoewel Pol en Blansjaar beiden hun vraagtekens hebben geplaatst bij de vraag of de verdachte in staat is zich aan voorwaarden te kunnen houden, ziet de reclassering voldoende mogelijkheden voor een TBS-maatregel met voorwaarden. Uit het maatregelenrapport volgt dat met een TBS-maatregel met voorwaarden zowel de benodigde langdurige klinische behandeling in een hoog beveiligde setting als het verdere resocialisatietraject gewaarborgd is. Bovendien zijn ter terechtzitting de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden met de verdachte besproken. De verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving hiervan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dat het gevaar voor de samenleving voldoende kan worden ingeperkt door deze voorwaarden op te leggen en dat dwangverpleging van de verdachte niet vereist is.
De rechtbank overweegt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Dit levert een handelen op van de verdachte dat gericht is tegen of gevaar oplevert voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Dat betekent dat indien de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt en de dwangverpleging alsnog wordt bevolen de maatregel ongemaximeerd is.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank ziet aanleiding om conform artikel 38 lid 7 van het Wetboek van Strafrecht te bevelen dat de TBS-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.