ECLI:NL:RBDHA:2020:10749
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, van Georgische nationaliteit, had op 8 september 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 30 september 2020, maar zowel de verzoeker als zijn gemachtigde zijn zonder kennisgeving niet verschenen. De staatssecretaris was wel op de hoogte van de zitting, maar is ook niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in een andere zaak (NL20.16816) op dezelfde dag, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Hierdoor werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. J.F.A. Bleichrodt, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.