ECLI:NL:RBDHA:2020:10746

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.16794
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens internationale bescherming in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, heeft op 14 augustus 2020 asiel aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter op 8 september 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in Duitsland internationale bescherming geniet. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting die op 30 september 2020 plaatsvond.

De rechtbank overweegt dat de beroepsgronden van eiser grotendeels herhalingen zijn van eerdere zienswijzen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser niet alle rechtsmiddelen in Duitsland heeft aangewend om zijn aanvraag voor gezinshereniging te realiseren. Eiser heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Duitse rechtbank, die heeft geoordeeld dat de termijn voor gezinshereniging onder minder strenge voorwaarden is verlopen. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiser op goede gronden niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep ongegrond is.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien eiser niet heeft aangetoond dat hij zich tot de juiste autoriteiten in Duitsland heeft gewend om zijn problemen met het vinden van werk aan te kaarten. De rechtbank benadrukt dat het aan eiser is om zijn rechten in Duitsland te effectueren. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.16794

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Roelofsen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 8 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.16795, plaatsgevonden op 30 september 2020. Partijen zijn, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1982. Eiser heeft op 14 augustus 2020 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser in een andere lidstaat van de Europese Unie, in dit geval Duitsland, internationale bescherming geniet.
3.
Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert hiertoe het volgende aan. Eiser heeft asiel aangevraagd in Nederland, nu gezinshereniging in Duitsland niet mogelijk is gebleken. Eiser moet in Duitsland voldoen aan een inkomenseis van €3000-, per maand om zijn familie over te laten komen. Eiser heeft bij meerdere instanties hulp gezocht om beter werk te vinden en de gezinshereniging te realiseren. Ook is hij in beroep gegaan bij de Duitse rechtbank tegen de afwijzing van de aanvraag voor gezinshereniging. Nu dit alles tot niets heeft geleid, zijn alle mogelijkheden uitgeput volgens eiser. Het instellen van hoger beroep in Duitsland, mits nog mogelijk, zal evenmin helpen nu de Duitse rechtbank al heeft geoordeeld dat de termijn voor gezinshereniging onder minder strenge voorwaarden is verlopen.
4. De rechtbank overweegt dat de beroepsgronden grotendeels een herhaling betreffen van hetgeen eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit deugdelijk heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat eiser alle rechtsmiddelen heeft aangewend in Duitsland om zijn beklag te doen over de afwijzing van zijn aanvraag voor gezinshereniging. Hiertoe heeft verweerder terecht overwogen dat eiser geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de Duitse rechtbank. Niet is dan ook gebleken dat eiser in Duitsland niet kan worden geholpen. Dat hoger beroep geen zin zou hebben, omdat de Duitse rechtbank heeft geoordeeld dat de termijn voor gezinshereniging onder minder strenge voorwaarden is verlopen, leidt niet tot een ander oordeel nu dit een niet onderbouwde stelling betreft, en evenmin maakt, dat eiser alle mogelijke rechtsmiddelen in Duitsland heeft aangewend.
Voorts heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat niet is gebleken dat eiser zich, met uitzondering van de instantie ‘Job Center’, heeft gewend tot de (hogere) autoriteiten dan wel geëigende instanties in Duitsland om zijn problemen met het vinden van beter werk kenbaar te maken. Verweerder heeft mogen overwegen dat het op eisers weg ligt om zijn rechten in Duitsland te effectueren en zich bij mogelijke problemen tot de Duitse autoriteiten te wenden.
5. De aanvraag is op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.