Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
ProcesverloopBij besluit van 8 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Overwegingen
Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn homoseksuele gerichtheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Dat eiser volgens verweerder onvoldoende zou hebben verklaard over zijn geaardheid heeft te maken met het feit dat eiser zich niet zodanig op zijn gemak voelde dat hij verklaringen heeft kunnen afleggen die verweerder als voldoende ziet.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Nu de homoseksuele gerichtheid en de daaruit volgende problemen van eiser door verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dan wel dat sprake is van een gegronde vrees voor vervolging. Dit betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
Het voorgaande betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw 2000, in samenhang bezien met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.