Overwegingen
1. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft op 8 december 2019 een asielaanvraag ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser met ingang van 23 oktober 2018 internationale bescherming geniet in Griekenland. De vergunning van eiser is geldig tot 23 oktober 2021. Volgens verweerder kan er ten aanzien van Griekenland worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Griekenland jegens hem zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen. Van eiser kan daarom worden verlangd dat hij naar Griekenland terugkeert.
3. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Mag verweerder uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiser vreest in Griekenland een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRMen voert daartoe allereerst aan dat ten aanzien van Griekenland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser verwijst daarvoor naar een notitie van VluchtelingenWerk Nederlandwaarin, op basis van meerdere bronnen, wordt geconcludeerd dat de positie van statushouders in Griekenland op het gebied van huisvesting, toegang tot medische zorg en werk uiterst zorgwekkend is.
5. Niet in geschil is dat eiser in Griekenland internationale bescherming geniet. In de uitspraak van 15 juli 2019heeft de Afdelinggeoordeeld dat de situatie voor terugkerende statushouders in Griekenland in het algemeen moeilijk is, maar niet zodanig slecht dat zij bij terugkeer een reëel risico lopen op een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. De rechtbank stelt vast dat de door eiser overgelegde notitie van VluchtelingenWerk Nederland geen bronnen bevat die niet reeds door de Afdeling, volgens de bijlage die aan de bovengenoemde uitspraak is gehecht, in zijn beoordeling zijn betrokken. Deze notitie werpt dan ook geen andere licht op de situatie in Griekenland zoals die reeds door de Afdeling is beoordeeld. Dit betekent dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat Griekenland zijn verdragsverplichtingen ten opzichte van eiser zal nakomen. Deze beroepsgrond faalt.
Is eiser bijzonder kwetsbaar en moet verweerder aanvullende garanties vragen?
6. Verder stelt eiser dat hij door zijn medische situatie als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt. Eiser heeft scherven in zijn lichaam als gevolg van een bombardement in Syrië en lijdt aan PTSS. Hiervoor heeft hij medisch-specialistische hulp nodig die hij in Griekenland niet krijgt. Bovendien zal eiser in Griekenland op straat belanden, omdat hem is meegedeeld dat hij op 30 januari 2020 zijn woning moet verlaten. Ook ontving eiser in Griekenland een uitkering van slechts € 150,-, terwijl hij door zijn medische situatie niet kon werken, waardoor hij niet in zijn levensonderhoud kon voorzien. Tot slot doet eiser een beroep op de interim measure van het EHRMvan 17 oktober 2019waaruit hij afleidt dat verweerder aanvullende garanties moet vragen met betrekking tot opvang en medische zorg, alvorens terugkeer van kwetsbare statushouders naar Griekenland toelaatbaar is.
7. In het arrest [naam 2]heeft het Hof van Justitie (hierna: het Hof) overwogen dat, ondanks het interstatelijk vertrouwensbeginsel, niet kan worden uitgesloten dat statushouders in een bepaalde lidstaat het risico lopen te worden behandeld in strijd met artikel 4 van het Handvest(dat gelijk is aan artikel 3 van het EVRM). Daarvoor geldt volgens het Hof een hoge drempel van zwaarwegendheid die pas wordt bereikt als de vreemdeling door onverschilligheid van de autoriteiten van de lidstaat terecht zal komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften, zoals eten, zich wassen en beschikken over woonruimte, en negatieve gevolgen zou hebben voor zijn fysieke of mentale gezondheid of hem in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid. Situaties van grote onzekerheid of een sterke verslechtering van de leefomstandigheden, die niet tevens meebrengen de hiervoor bedoelde toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, zijn op zichzelf onvoldoende om deze drempel te halen.
8. Niet in geschil is dat eiser gezondheidsproblemen heeft. Gelet op de hiervoor aangehaalde overwegingen van het Hof in het arrest [naam 2] betekent dit echter niet zonder meer dat eiser zodanig kwetsbaar is, dat terugkeer naar Griekenland zonder aanvullende garanties op het gebied van opvang en medische zorg onverantwoord moet worden geacht.
9. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat het persoonlijk relaas van eiser geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat eiser bij terugkeer naar Griekenland in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie zal belanden.
10. Daartoe is allereerst van belang dat eiser volgens zijn eigen verklaringentot aan zijn vertrek uit Griekenland medische verzorging heeft ontvangen. Van eiser zijn meerdere MRI-scans gemaakt. Daarnaast zijn er hart-, bloed- en urineonderzoeken verricht, is er een hersenfilmpje gemaakt en ontving eiser medicatie. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat hij in Griekenland niet de medische behandeling kreeg die hij nodig heeft. Dat oordeel vindt steun in de schriftelijke verklaring van het Algemeen Ziekenhuis van Attica, waarvan eiser in beroep een Nederlandse vertaling heeft overgelegd, nu daaruit eens te meer blijkt dat eisers gezondheidssituatie en de noodzaak van een operatieve ingreep in Griekenland worden onderkend. Eisers stelling dat hij meerdere keren vruchteloos om een medisch-specialistische behandeling heeft gevraagd, is niet onderbouwd. Ook is niet gebleken dat eiser zich over het uitblijven van een dergelijke behandeling bij de daartoe aangewezen personen en/of instanties heeft beklaagd.
11. Uit eisers verklaringen en de documenten die hij heeft meegebracht volgt verder dat eiser in Griekenland huisvesting kreeg in het kader van het project “Accommodation and Assistance to Asylum Seekers and Regcognized Refugees” dat wordt gefinancierd door de UNHCR. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij deze opvang met ingang van 30 januari 2020 niet meer heeft, noch dat hij vanaf die datum niet meer in aanmerking komt voor hulp van organisaties. Weliswaar wordt in de landeninformatie van VluchtelingenWerk Nederland gesproken over huisuitzettingen van statushouders, maar het ligt op de weg van eiser aannemelijk te maken dat hij daar persoonlijk mee zal worden geconfronteerd. Daar is niet van gebleken. Verder wijst verweerder er in dit verband terecht op dat eiser uit eigen beweging voor 30 januari 2020 is vertrokken, terwijl eiser evenmin heeft geprobeerd zelfstandig huisvesting te regelen.
12. Ook in het feit dat eiser in Griekenland een lage uitkering ontving en door zijn medische situatie geen betaalde arbeid kon verrichten, hoefde verweerder geen aanleiding te zien anders te oordelen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij zich voor zijn problemen niet kan wenden tot de (hogere) Griekse autoriteiten of de daartoe geëigende instanties om zijn rechten te effectueren. Hoewel voorstelbaar is dat eiser daarin wordt bemoeilijkt door het feit dat hij de Griekse taal niet machtig is, betekent dat naar het oordeel van de rechtbank niet dat het vragen van hulp en ondersteuning op voorhand zinloos moet worden geacht.
13. Het beroep van eiser op de interim measure van het EHRM van 17 oktober 2019 slaagt evenmin, nu verweerder onweersproken heeft gesteld dat deze maatregel betrekking heeft op een gezin met jonge kinderen. Afgezien van de vraag of de Nederlandse autoriteiten zich ervan hebben vergewist of de verzoekers in die zaak in Griekenland toegang hebben tot adequate huisvesting en medische zorg, bevat de maatregel geen motivering waaruit blijkt op welke gronden deze is getroffen. Het voert daarom te ver om op basis van deze interim measure te concluderen dat ook voor eiser individuele garanties met betrekking tot opvang en medische zorg benodigd zijn.
14. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Daarmee is niet gezegd dat eiser bij terugkeer naar Griekenland niet op problemen zal stuiten. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet aannemelijk geworden dat die problemen van dien aard zullen zijn, dat eiser door de onverschillige houding van de Griekse autoriteiten terecht zal komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie waardoor hij niet zal kunnen voorzien in zijn belangrijkste basisbehoeften.
16. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.