ECLI:NL:RBDHA:2020:10737

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag voor kort verblijf op basis van onvoldoende sociale en economische binding met Irak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Iraakse nationaliteit houdende vrouw, en de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf in Nederland met als doel familiebezoek. De aanvraag werd op 14 december 2018 door de minister afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 25 september 2019 kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond, heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiseres stelde dat zij recht had op een meerjarenvisum omdat zij eerder in Nederland had gewoond en familie in Nederland had. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een visum. De rechtbank concludeerde dat de sociale en economische binding van eiseres met Irak onvoldoende was om een tijdige terugkeer te waarborgen.

De rechtbank heeft de afwijzing van de visumaanvraag door de minister bevestigd en het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank gaf aan dat eiseres niet had aangetoond dat zij de gestelde maandelijkse inkomsten daadwerkelijk ontving en dat er geen bewijs was van haar economische binding met Irak. De uitspraak werd gedaan door mr.drs. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. J.F.A. Bleichrodt. Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/7525

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer 1] ,

mede namens haar minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], V-nummer [V-nummer 2] ,
[minderjarige 2], V-nummer [V-nummer 3] ,
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. F.M.A. Coenen).

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor het verlenen van een visum voor kort verblijf met als doel familiebezoek afgewezen.
Bij besluit van 25 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, via een Skype-zitting, plaatsgevonden op
16 september 2020. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2.
Eiseres en haar minderjarige kinderen hebben de Iraakse nationaliteit en willen een visum voor Nederland om op familiebezoek te gaan bij de schoonzus van eiseres (referente).
3. Verweerder heeft de visumaanvraag afgewezen omdat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende zijn aangetoond en omdat het voornemen om Nederland te verlaten vóór het verstrijken van het visum niet kan worden vastgesteld.
4. Eiseres wil graag in Nederland haar familie bezoeken. Zij heeft lang hier verbleven. Als minderjarige was zij in het bezit van de Nederlandse nationaliteit en zij is destijds samen met haar ouders via de Remigratieregeling teruggekeerd naar Irak. Twee zussen en haar broer wonen hier in Nederland. Eiseres voert aan dat zij op basis daarvan recht heeft op een meerjarenvisum. Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder haar aanvraag ten onrechte heeft afgewezen, nu zij voldoet aan alle voorwaarden.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres op de faciliteiten van de Remigratieregeling niet opgaat. Alleen haar ouders die op basis van deze regeling een uitkering genieten vallen daaronder. Daarom heeft eiseres op grond daarvan geen recht op een meerjarenvisum en dient zij aan alle voorwaarden te voldoen.
Verder is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat sprake is van sociale en economische binding met Irak zodanig dat tijdige terugkeer gewaarborgd is. Zo is niet aangetoond dat eiseres ook daadwerkelijk de gestelde maandelijkse inkomsten ontvangt. Eiseres heeft geen salarisspecificaties overgelegd of anderszins aangetoond dat zij haar salaris (contant) krijgt uitbetaald. Verder heeft eiseres geen bankafschriften overgelegd, waardoor niet valt vast te stellen wat de herkomst is van het geld dat op haar rekening staat.
6. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het met name schort aan de economische binding. Besproken is welke stukken eiseres bij een volgende visumaanvraag kan overleggen om een sterke economische binding met Irak aan te tonen. Hierbij heeft verweerder als voorbeeld gewezen op een stuk waaruit blijkt hoeveel uur eiseres werkt en hoe het salaris is opgebouwd. Verder heeft verweerder gewezen op salarisspecificaties van eiseres, bewijs dat het gestelde maandelijkse inkomen daadwerkelijk (contant) aan eiseres wordt uitbetaald en bankafschriften waaruit de herkomst van het geld op de rekening van eiseres blijkt.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier, op 16 september 2020.
griffier de rechter is verhinderd te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.