ECLI:NL:RBDHA:2020:10736

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5385
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een vergunning voor verblijf als vreemdeling had aangevraagd. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen bij besluit van 8 mei 2019. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Het bestreden besluit, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, volgde op 28 augustus 2019.

De voorzieningenrechter overweegt dat ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, in deze zaak is vastgesteld dat niet langer voldaan wordt aan het connexiteitsvereiste, wat betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is. Dit is gebaseerd op een eerdere uitspraak van de rechtbank op 16 september 2020, waarin het beroep van verzoeker ongegrond werd verklaard.

De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing genomen zonder dat partijen op een zitting zijn uitgenodigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen deze uitspraak worden ingesteld. De uitspraak is gedaan door mr.drs. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. J.F.A. Bleichrodt.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/5385
uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 oktober 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , verzoekereiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een vergunning voor verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en tevens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Bij besluit van 28 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb wordt een verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar gelijkgesteld met een verzoek om voorlopige voorziening hangende beroep.
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Bij uitspraak van 16 september 2020, in de procedure met zaaknummer
AWB 19/7189, heeft de rechtbank het beroep van verzoeker ongegrond verklaard.
3. Nu niet langer wordt voldaan aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op
2 oktober 2020.
griffier de voorzieningenrechter is verhinderd te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.