Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
L. Makaddam, tolk in de Arabische taal, verschenen.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A. Spek, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door F.J. Latenstein. Eiser had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering met terugwerkende kracht naar 12 maart 2014, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank stelde vast dat eiser zich op 12 maart 2014 niet ziek had gemeld en pas in april 2016 een WIA-aanvraag indiende. Eiser had tot 10 mei 2016 gewerkt en was op dat moment hersteld, waardoor hij geen recht had op een ZW-uitkering. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere verlichtende omstandigheden waren die de arbeidsongeschiktheid van eiser zouden rechtvaardigen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.