ECLI:NL:RBDHA:2020:10698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
09/842341-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugstransportzaak met cocaïne en heroïne

Op 28 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen, bereiden, en vervoeren van verdovende middelen, specifiek cocaïne en heroïne. De tenlastelegging betrof feiten die zich zouden hebben afgespeeld tussen 11 en 17 september 2019, waarbij de verdachte in samenwerking met anderen betrokken zou zijn geweest bij een transport van ongeveer 60 kilo cocaïne en 40 kilo heroïne. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waarbij de officier van justitie mr. I. Doves en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. P.K. de Blieck-Willemsen, hun standpunten naar voren hebben gebracht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op 16 september 2019 een zending met vermoedelijk verdovende middelen werd aangetroffen bij een transportbedrijf. De zending, die was verpakt als bevroren kipsaté, bleek cocaïne en heroïne te bevatten. De verdachte ontkende echter te weten dat er verdovende middelen in de zending zaten en stelde dat hij slechts een transportbedrijf wilde opzetten. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken zorgvuldig gewogen.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de zending. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842341-19
Datum uitspraak: 28 oktober 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 december 2019, 6 maart 2020, 3 juni 2020, 29 juli 2020 (alle regie) en 14 oktober 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Doves en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. P.K. de Blieck-Willemsen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 10 december 2019 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks de periode tussen 11 september en 17 september 2019 te De
Lier, gemeente Westland en/of Barendrecht althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of buiten het grondgebied van Nederland gebracht, in elk geval (op 16 september 2019 te De Lier, gemeente Westland) opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 60 kilo (bruto) cocaïne en/of ongeveer 40 kilo (bruto) heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode tussen 11 september en 17 september 2019 te De Lier, gemeente Westland en/of Barendrecht althans te Nederland, tezamen en in vereniging althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland te brengen (als bedoeld in artikel l lid 5 Opiumwet), ongeveer 60 kilo (bruto) cocaïne en/of ongeveer 40 kilo (bruto) heroïne, in elk geval één of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet, immers hebben/zijn verdachte en/of zijn mededader(s)
-een transportauto voorhanden gehad (met daarin de pakketten verdovende middelen) en/of
-met [naam transportbedrijf] (via de mail) een afspraak gemaakt voor de transport van pakketten verdovende middelen en/of
-(vervolgens) met die pakketten verdovende middelen naar dat transportbedrijf gereden en/of
-(vervolgens) die verdovende middelen bij [naam transportbedrijf] gelost en/of
-(via whatsapp) met zijn, verdachte's, mededaders overleg te voeren over de verzending van verdovende middelen,
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 tot en met 17 september 2019 te De Lier, gemeente Westland, en/of Barendrecht althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het voorhanden hebben, opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 60 kilo cocaïne en/of ongeveer 40 kilo heroïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
-een transportauto voorhanden heeft gehad (met daarin de paketten verdovende middelen) en/of
zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft door
-met [naam transportbedrijf] (via de mail) een afspraak te maken voor de transport van pakketten verdovende middelen en/of
-(vervolgens) met die pakketten verdovende middelen naar dat transportbedrijf te rijden en/of
-(vervolgens) die verdovende middelen bij [naam transportbedrijf] te lossen en/of
-(via whatsapp) met zijn, verdachte's, mededaders overleg te voeren over de verzending van die pakketten verdovende middelen,
terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 16 september 2019 kwam er bij de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) een melding binnen dat er een zending met vermoedelijk verdovende middelen was aangetroffen bij [naam transportbedrijf] in De Lier. De zending betrof twee pallets met in totaal 32 dozen met bevroren kipsaté en satésaus. Op één van de pallets stond een geopende bak satésaus met daarin een blok dat volgens een indicatieve test van de Douane cocaïne betrof. Een medewerker van [naam transportbedrijf] vertelde dat het eerste nummer waarmee hij werd benaderd over deze zending het telefoonnummer [telefoonnummer] was.
De hele zending is in beslag genomen en onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat er in totaal (bruto) 62,5 kilo cocaïne en 40,6 kilo heroïne in de bakken kipsaté en satésaus zat.
[getuige 1] , planner bij [naam transportbedrijf] , heeft op 19 september 2019 verklaard dat hij een week eerder op woensdag of donderdag werd gebeld door ene [naam 1] , die twee pallets naar Engeland wilde laten vervoeren. De pallets zijn bij de loods afgeleverd en het viel de loodsmedewerkers op dat ze op een vreemde manier waren verpakt: in smallere dozen dan gebruikelijk, met extra plastic en spanbandjes eromheen. Ook kreeg [getuige 1] niet, zoals gevraagd, het ingevulde klantformulier terug, maar een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [naam bedrijf] , met als activiteiten “iets met auto-onderdelen en versnellingsbakken”. Op dat moment vond [getuige 1] de zending zo vreemd worden dat hij de loodsmedewerkers opdracht heeft gegeven één doos van de zending te openen. In de eerste doos werd meteen een pakket aangetroffen.
De verzender van de zending was een nieuwe klant van [naam transportbedrijf] . De eerste e-mail die [naam transportbedrijf] ontving op 11 september 2019 was afkomstig van het e-mailadres [email-adres 1] en was ondertekend met de naam “ [naam 1] ” en “ [naam bedrijf 2] ”. De zending was bestemd voor [naam bedrijf 3] , [adres bedrijf 3] in het Verenigd Koninkrijk. Vervolgens is er op 13 september 2019 nog contact geweest met ditzelfde e-mailadres over de zending. Vanaf 16 september 2019 ontving [naam transportbedrijf] e-mails over deze zending vanaf het mailadres [email-adres 2] , die werden ondertekend met “ [naam 2] ” en “ [naam 3] ”.
Op dinsdag werd een collega van [getuige 1] gebeld door ene [naam 4] met vragen over het transport. Er is toen teruggebeld naar [naam 4] op telefoonnummer [telefoonnummer 2] en er werd opgenomen door “ [naam 3] ”. De collega van [getuige 1] vroeg hem naar [naam 4] , waarop de telefoon werd doorgegeven; toen kreeg de collega [naam 4] weer aan de lijn.
Later werd [getuige 1] gebeld door de contactpersoon in Engeland, die onder andere vroeg of hij [naam 1] of [naam 3] nog gesproken had.
Via het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] waarmee is gebeld naar [naam transportbedrijf] en de mails van [email-adres 2] die ondertekend zijn met ‘ [naam 3] ’, in combinatie met het feit dat [verdachte] eigenaar is van [naam bedrijf] , is de FIOD bij [verdachte] uitgekomen.
[verdachte] heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 1] een transportbedrijf wilde opzetten, waarvoor laatstgenoemde de eerste klant had aangedragen. [verdachte] stelt [medeverdachte 1] te hebben gezegd dat hij dit maar moest gaan regelen en heeft hem toegang gegeven tot zijn e-mailadres, waarmee mails naar [naam transportbedrijf] zijn verstuurd met betrekking tot de zending op 16 september 2019.
[verdachte] , die geen relevant strafblad heeft, ontkent te hebben geweten dat er verdovende middelen in de zending zaten en heeft verklaard dat de reden dat hij buiten zijn weten om is betrokken in dit drugstransport slechts gelegen is in het feit dat hij een transportvergunning heeft.
Vast staat, dat het transport is geregeld via het bedrijf van [verdachte] en dat hij wist van dit transport. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of [verdachte] wist dat er verdovende middelen in de zending zaten.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten en tot oplegging van een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van beide feiten en heeft subsidiair toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht bepleit.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit telefoongegevens van [naam transportbedrijf] blijkt dat op 18 september 2019 om 11:20 uur met het telefoonnummer van [verdachte] is gebeld naar [naam transportbedrijf] . Twintig minuten later belde (iemand van) [naam transportbedrijf] terug naar het telefoonnummer van [verdachte] .
[verdachte] heeft eerst verklaard dat hij [naam transportbedrijf] heeft gebeld, omdat hij van zijn vrouw had gehoord dat [medeverdachte 1] was aangehouden. Hij wilde toen niet zeggen wie de persoon was die bij hem was toen [naam transportbedrijf] belde en zei geen [naam 4] te kennen. Later verklaarde hij dat hij van [medeverdachte 2] hoorde dat [medeverdachte 1] was aangehouden en dat [medeverdachte 2] degene was die de telefoon van hem overnam. Hij weet dat [medeverdachte 2] de bijnaam “ [naam 4] ” heeft. [verdachte] zei naar [naam transportbedrijf] te hebben gebeld omdat hij wilde weten hoe het met de zending was, omdat dit het eerste transport was voor een nieuwe klant van hem en [medeverdachte 1] en hij had gehoord dat [medeverdachte 1] was aangehouden.
Verder is uit de verhoren van [verdachte] gebleken dat [medeverdachte 1] hem had verteld dat hij een keer is aangehouden met een grote hoeveelheid drugs. [verdachte] wist ook dat [medeverdachte 1] had vastgezeten en verklaarde dat hij door verschillende mensen voor hem gewaarschuwd werd. Ook was een andere samenwerking met [medeverdachte 1] eerder dat jaar al stukgelopen. Desondanks is [verdachte] toch opnieuw met hem in zee gegaan, naar eigen zeggen om hem nog een kans te geven.
Uit onderzoek is verder gebleken dat er in totaal 292 keer contact is geweest tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , maar dat die alle chats met [medeverdachte 1] uit zijn telefoon heeft gewist. Ook de contactgegevens van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bleken uit de telefoon van [verdachte] te zijn gewist.
Conclusie van de rechtbank
Hoewel bij sommige handelingen en de wisselende verklaringen van verdachte vraagtekens kunnen worden gezet, is de rechtbank van oordeel dat uit vorenstaande feiten en omstandigheden niet blijkt dat verdachte er wetenschap van heeft gehad dat er verdovende middelen in de zending zaten en dat evenmin sprake is van opzet in voorwaardelijke zin. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de hem ten laste gelegde feiten.

4.De in beslag genomen goederen

Op de beslaglijst van 29 juli 2020 staan de volgende voorwerpen:
1. STK Telefoontoestel Kl: zwart IPHONE 5 S
2. 1.00 STK Computer APPLE Ipad 2
3. 1.00 STK Agenda Kl: meerkleur 2019
4.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1 genoemde voorwerp verbeurd zal worden verklaard, omdat dit voorwerp gebruikt is bij het plegen van het strafbare feit en dat de overige voorwerpen zullen worden teruggegeven aan verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht alle voorwerpen terug te geven aan verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte van beide hem ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken en het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen teruggave, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van alle op de beslaglijst genoemde voorwerpen.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Beslissing op de in beslag genomen goederen;
gelast de teruggave aan verdachte van alle op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten:
1. STK Telefoontoestel Kl: zwart IPHONE 5 S
2. 1.00 STK Computer APPLE Ipad 2
3. 1.00 STK Agenda Kl: meerkleur 2019.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Eisses, voorzitter,
mr. D.R. Glass, rechter,
mr. J. Barensen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Haalem, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 oktober 2020.