ECLI:NL:RBDHA:2020:10684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
AWB 20/4096
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van overplaatsing naar Handhavings- en Toezichtlocatie niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 juni 2020 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, dat op 29 april 2020 werd genomen, hield in dat de eiser vanuit de opvangvoorziening in [woonplaats] werd overgeplaatst naar de Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen. Eiser heeft echter direct na aankomst bij de HTL het terrein verlaten en zich onttrokken aan het toezicht van de autoriteiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich aan het toezicht heeft onttrokken en dat er geen bekendheid is over zijn huidige verblijfplaats. De gemachtigde van eiser heeft echter aangegeven dat er nog steeds contact is met eiser en dat hij belang heeft bij een oordeel over zijn beroepschrift. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd, maar heeft ook opgemerkt dat het bestreden besluit inmiddels was opgeheven. Hierdoor kon eiser alleen procesbelang hebben als hij schade kon aantonen die het gevolg was van het bestreden besluit.

Eiser heeft gesteld dat hij door de verplichte overplaatsing naar de HTL zich genoodzaakt voelt om zich schuil te houden, wat hem de toegang tot reguliere opvang en zakgeld ontneemt. De rechtbank oordeelde echter dat er geen procesbelang was, omdat eiser het terrein van de HTL direct na aankomst had verlaten en daardoor geen schade had geleden die aan het bestreden besluit kon worden toegeschreven.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier A. Vranken, en is openbaar uitgesproken op 3 juni 2020.

Uitspraak

u
itspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4096

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk)
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: mr. B.S. Jaasma).

Inleiding en procesverloop

Bij besluit van 29 april 2020 heeft het Bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers bepaald dat eiser vanuit de opvangvoorziening in [woonplaats] wordt overgeplaatst naar de Handhavings- en Toezichtlocatie in Hoogeveen (HTL).
Bij besluit van 29 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de verplichting opgelegd met ingang van die dag te verblijven in de gemeente Hoogeveen, alwaar hij zich in het kader van deze maatregel in de HTL dient op te houden.1
Direct na aankomst bij de HTL op 29 april 2020 heeft eiser het terrein aldaar verlaten en zich aan het toezicht van verweerder onttrokken.
Bij besluit van 6 mei 2020 heeft verweerder het bestreden besluit opgeheven met ingang van 29 april 2020.
Op 7 mei 2020 heeft eiser tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Partijen hebben afgezien van de behandeling van de zaak ter zitting. Zij hebben toestemming gegeven dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek op 25 mei 2020 gesloten.
1 Zulks op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
AWB 20/4096 2

Overwegingen

l. Eiser heeft zich aan het toezicht van verweerder onttrokken. Van hem is niet bekend waar hij nu verblijft. De gemachtigde van eiser stelt evenwel dat hij nog steeds contact met eiser onderhoudt en dat eiser nog steeds belang heeft bij een oordeel over zijn beroepschrift. De rechtbank volgt eiser hierin. In de omstandigheid dat eiser zich aan het toezicht van verweerder heeft onttrokken, ligt op zichzelf beschouwd dus geen aanleiding om eiser een procesbelang te ontzeggen.
2. Inmiddels geldt evenwel dat het bestreden besluit is opgeheven. In deze omstandigheid kan eiser slechts een procesbelang hebben, als hij stelt schade te hebben geleden en hij tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat hij die schade daadwerkelijk het gevolg van het bestreden besluit is. Eiser voert in dit verband aan dat hij zich nu, door de verplichte overplaatsing naar de HTL, genoodzaakt voelt om zich schuil te houden. Hierdoor geniet hij geen reguliere opvang en bijbehorend zakgeld en kan hij ook niet naar school gaan.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is in de gestelde schade geen procesbelang gelegen. Aan het bestreden besluit is namelijk geen uitvoering is gegeven. Eiser heeft op
29 april 2020, direct na aankomst bij de HTL, het terrein aldaar verlaten. Hij heeft daardoor geen schade geleden die het gevolg is van het bestreden besluit, dat inhield dat hij op het HTL-terrein moest verblijven.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Vranken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer
mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechter griffier
Afschrift verzonden aan partijen op: 03 juni

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan uitspraak hoger