ECLI:NL:RBDHA:2020:10683

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.14253
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag van Nigeriaanse statushouder in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser in Italië een verblijfsvergunning had verkregen die geldig was tot 8 mei 2023. De rechtbank oordeelde dat de eiser, die niet verschenen was op de zitting, onvoldoende had aangetoond dat hij in Italië niet de bescherming van de autoriteiten kon inroepen. De rechtbank stelde vast dat de Italiaanse autoriteiten in staat waren om de eiser te beschermen en dat hij als statushouder dezelfde rechten had als Italiaanse onderdanen. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van de eiser niet tot vernietiging van het bestreden besluit konden leiden en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Ramsaroep, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier. De uitspraak is niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar is wel openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.14253
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. K.P.E. van Tulden), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E.M. van de Kamp).

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het door eiser ingediende verzoek, geregistreerd onder het zaaknummer NL20.14254, plaatsgevonden op 7 augustus 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht,
niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [1989] .
Verweerder heeft bij het bestreden besluit de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 3.106a, tweede en derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser door de Italiaanse autoriteiten in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning, geldig tot 8 mei 2023, waardoor hij een zodanige band met Italië heeft dat het voor hem redelijk is om daarheen te gaan1. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat in zijn geval ten aanzien van Italië niet uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit het verlenen van een status blijkt de intentie
1. Uitspraak van de ABRvS van 14 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1606).
van de Italiaanse autoriteiten om eiser te beschermen. In het geval van dreigende of zich voordoende problemen in Italië, kan eiser bescherming inroepen van de (hogere) autoriteiten van Italië dan wel de geëigende instanties. Niet is gebleken dat de autoriteiten eiser niet zouden kunnen of willen beschermen. Eiser heeft als statushouder dezelfde rechten als Italiaanse onderdanen. Het is aan eiser om de rechtsgevolgen van zijn status te effectueren. Hierin mag van eiser een actieve houding worden verwacht.
3. Eiser voert aan dat Nederland zijn asielaanvraag inhoudelijk dient te behandelen. De man in Italië (man) die eiser vreest werkt samen met personen in Nigeria.
Zelfs als eiser een actieve houding had aangenomen en om bescherming had gevraagd bij de Italiaanse autoriteiten, dan betwijfelt hij of aan hem bescherming kon worden geboden nu deze man opereert in samenwerking met personen uit zijn land van herkomst.
Zelfs al zou de man in Italië worden aangepakt, dan nog vreest eiser voor de personen die vanuit Nigeria met deze man samenwerken. Als de man in Italië zou worden aangepakt en dit bekend zou worden bij de personen in Nigeria die met deze man samenwerken, dan hebben zijn familieleden in Nigeria te vrezen voor hun leven en veiligheid. De Italiaanse autoriteiten kunnen aan hen geen bescherming bieden. Zijn familie loopt gevaar als eiser teruggaat naar Italië.
4. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden niet tot vernietiging van het bestreden besluit kunnen leiden. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Met het enkel uiten van twijfel of de Italiaanse autoriteiten eiser tegen de man en derden kan beschermen, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat in Italië de Italiaanse autoriteiten daartoe niet in staat dan wel bereid zijn.
Dat eiser vreest voor de veiligheid van zijn familie in Nigeria ingeval hij in Italië bescherming vraagt tegen de man en derden is, nog los van de vraag of deze vrees reëel is, geen omstandigheid op grond waarvan verweerder gehouden is om de asielaanvraag van eiser,
waarmee eiser dus voor zichzelf bescherming vraagt, inhoudelijk te behandelen. In het kader van de vraag of verweerder gehouden kan worden om de behandeling van de asielaanvraag van eiser aan zich te houden, is niet relevant welke risico’s eisers in Nigeria verblijvende familieleden mogelijk in de toekomst zouden kunnen lopen, maar is slechts relevant of eiser in Italië al dan niet een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden loopt. Van het laatste is niet gebleken.
5. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ramsaroep, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 augustus 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.