ECLI:NL:RBDHA:2020:10681
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met vrees voor refoulement
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Somalische nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij zijn vrees heeft geuit voor refoulement naar Somalië, waar hij voor zijn leven vreest vanwege de familie van zijn voormalig echtgenote. Tijdens de zitting heeft eiser zijn zorgen geuit over de situatie van zijn familie in Turkije en de ziekte van zijn vader, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de vrees voor uitzetting naar Somalië onvoldoende onderbouwd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat Oostenrijk, als verantwoordelijke lidstaat, zich aan de internationale verplichtingen moet houden en dat eiser zijn gronden tegen uitzetting in Oostenrijk moet aanvoeren. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, en is bekendgemaakt op 10 augustus 2020.