ECLI:NL:RBDHA:2020:10676

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een educatieve maatregel alcohol en verkeer aan een bromfietser na constatering van een hoog alcoholgehalte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het CBR, waarbij hem een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA) was opgelegd na een aanhouding op 26 juni 2019. Tijdens een reguliere controle bleek dat de eiser een alcoholgehalte van 460 µg/l had, wat leidde tot de oplegging van de EMA.

Eiser was het niet eens met de opgelegde maatregel en voerde aan dat hij al een boete had gekregen en dat het zijn eerste overtreding was. Hij stelde dat hij door persoonlijke omstandigheden, waaronder nekhernia klachten en een aanstaande operatie, niet in staat was om de cursus te volgen. De rechtbank overwoog dat het CBR op basis van de wet verplicht was om de EMA op te leggen, gezien het vastgestelde alcoholgehalte. De persoonlijke omstandigheden van de eiser konden niet leiden tot een ander oordeel, omdat de regelgeving dwingendrechtelijk is en er geen ruimte is voor beleidsvrijheid of belangenafweging.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat eiser de mogelijkheid had om medische verklaringen over te leggen om te beoordelen of hij in staat was om de cursus te volgen. Indien dat niet het geval was, zou hij in plaats van de EMA cursus moeten meewerken aan een onderzoek naar zijn geschiktheid door een psychiater. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. A. Nobel.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7487
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder
(gemachtigde: mr. M.M. Kleijbeuker).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (hierna: EMA) opgelegd.
Bij besluit van 18 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via skypeverbinding plaatsgevonden op 28 september 2020.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser is in de nacht van 26 juni 2019 aangehouden op zijn brommer bij een reguliere controle. Bij een ademanalyse is een alcoholgehalte geconstateerd van 460 µg/l.
3. Verweerder heeft aan eiser een EMA opgelegd, welk besluit verweerder in bezwaar heeft gehandhaafd.
4. Eiser kan zich niet vinden in de opgelegde EMA cursus. Hij was met de brommer en had een paar biertjes op. Het is zijn eerste overtreding. Het was die dag erg warm, hij had hard gewerkt en ook nog mensen in de horeca geholpen. Hij heeft al een boete gekregen en een punt van zijn rijbewijs. Hij heeft zijn lesje geleerd. Het zal niet meer gebeuren. Inmiddels heeft hij al betaald voor de cursus. Maar hij ziet er tegen op die te moeten afleggen. Hij heeft nekhernia klachten. Hij is al geopereerd en wacht op een tweede operatie.
5. Ingevolge artikel 131, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw besluit het CBR, indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen tot oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (hierna: Regeling) besluit het CBR tot oplegging van een educatieve maatregel alcohol en verkeer indien bij betrokkene een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 435 µg/l, respectievelijk 1,0 ‰, maar lager is dan 785 µg/l, respectievelijk 1,8 ‰, of indien betrokkene heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet.
6. Gelet op de regelgeving was verweerder hier gehouden de EMA aan eiser op te leggen. Op 26 juni 2020 is een ademalcoholgehalte geconstateerd van 460 µg/l en op 28 juni 2019 heeft de korpschef van de politie-eenheid Den Haag aan verweerder medegedeeld het vermoeden te hebben dat eiser niet beschikt over de vereiste geschiktheid voor het besturen van een categorie motorrijtuigen waarvoor zijn rijbewijs is afgegeven.
7. Verweerder heeft er, onder verwijzing naar de uitspraak van 24 juli 2019 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2019:2551) terecht op gewezen dat artikel 11 van de Regeling dwingendrechtelijk van aard is en dat verweerder daarin geen beleidsvrijheid heeft. Voor een belangenafweging is evenmin ruimte. De door eiser aangevoerde persoonlijke omstandigheden, hoe begrijpelijk die ook zijn, kunnen daarom niet leiden tot een ander oordeel.
8. Partijen hebben nog de mogelijkheid besproken dat eiser in plaats van een EMA cursus een onderzoek/gesprek zou kunnen hebben met een psychiater. Daarvoor moet eiser wel medische verklaringen overleggen dat hij vanwege nekhernia en operatie niet in staat is om aan de cursus deel te nemen. Op grond van die stukken zal een medisch deskundige beoordelen of er contra-indicaties aanwezig zijn voor deelname aan de EMA. Indien dat inderdaad het geval zal eiser in plaats van deelname aan de EMA cursus moeten meewerken aan een onderzoek naar zijn geschiktheid door de psychiater.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier, op 28 september 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.