ECLI:NL:RBDHA:2020:10676
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een educatieve maatregel alcohol en verkeer aan een bromfietser na constatering van een hoog alcoholgehalte
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het CBR, waarbij hem een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA) was opgelegd na een aanhouding op 26 juni 2019. Tijdens een reguliere controle bleek dat de eiser een alcoholgehalte van 460 µg/l had, wat leidde tot de oplegging van de EMA.
Eiser was het niet eens met de opgelegde maatregel en voerde aan dat hij al een boete had gekregen en dat het zijn eerste overtreding was. Hij stelde dat hij door persoonlijke omstandigheden, waaronder nekhernia klachten en een aanstaande operatie, niet in staat was om de cursus te volgen. De rechtbank overwoog dat het CBR op basis van de wet verplicht was om de EMA op te leggen, gezien het vastgestelde alcoholgehalte. De persoonlijke omstandigheden van de eiser konden niet leiden tot een ander oordeel, omdat de regelgeving dwingendrechtelijk is en er geen ruimte is voor beleidsvrijheid of belangenafweging.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat eiser de mogelijkheid had om medische verklaringen over te leggen om te beoordelen of hij in staat was om de cursus te volgen. Indien dat niet het geval was, zou hij in plaats van de EMA cursus moeten meewerken aan een onderzoek naar zijn geschiktheid door een psychiater. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. A. Nobel.