ECLI:NL:RBDHA:2020:1067
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie op 9 januari 2020. Het verzoek was gericht op de man, hierna te noemen 'betrokkene', die lijdt aan een manisch psychotische episode bij een bipolaire 1 stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene op dat moment in een accommodatie verbleef en dat hij bereid was om vrijwillig mee te werken aan zijn behandeling.
Tijdens de mondelinge behandeling waren verschillende betrokkenen aanwezig, waaronder betrokkene en zijn advocaat, mr. D. Poot. De rechtbank heeft ook de behandelend arts en andere zorgverleners gehoord. De advocaat heeft verweer gevoerd tegen het verzoek tot verplichte zorg, stellende dat betrokkene bereid is om vrijwillig in het psychiatrisch ziekenhuis te blijven en mee te werken aan de noodzakelijke zorg. De arts heeft bevestigd dat de toestand van betrokkene verbeterd is en dat er geen reden is om te twijfelen aan zijn bereidheid om mee te werken aan de behandeling.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis en dat betrokkene geen verzet vertoont tegen de behandeling. Gezien de bereidheid van betrokkene om vrijwillig mee te werken aan zijn behandeling, heeft de rechtbank besloten het verzoek tot zorgmachtiging af te wijzen. De beschikking is gegeven door rechter O.F. Bouwman en is vastgesteld op 10 februari 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.