ECLI:NL:RBDHA:2020:10669
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod voor Albanese eiser na illegale uitreis naar het Verenigd Koninkrijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Albanese eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar, opgelegd door de staatssecretaris. Het bestreden besluit, dat op 29 februari 2020 was genomen, stelde dat de eiser de Europese Unie onmiddellijk diende te verlaten, omdat er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. Dit risico was gebaseerd op eerdere overtredingen van de vreemdelingenwetgeving door de eiser, die geen vaste woon- of verblijfplaats had en niet over voldoende middelen van bestaan beschikte.
De eiser voerde aan dat het onthouden van een vertrektermijn onevenredig was, omdat hij nog in zijn vrije termijn zat en bereid was om zelf terug te keren naar Albanië. Hij stelde ook dat hij over een geldig paspoort beschikte en dat er geen reden was om aan te nemen dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. Daarnaast betoogde hij dat het inreisverbod hem zou beletten om seizoensarbeid te verrichten in Europa, wat hij financieel hard nodig had.
De rechtbank overwoog dat er voldoende aanleiding was om aan te nemen dat de eiser zich zou onttrekken aan het vreemdelingentoezicht, en dat de staatssecretaris terecht het inreisverbod had opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de toekomstige toetreding van Albanië tot de Europese Unie geen reden was om af te zien van het inreisverbod, en dat de eiser onvoldoende had onderbouwd dat hij voornemens was seizoensarbeid te verrichten. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees zij een proceskostenveroordeling af.