ECLI:NL:RBDHA:2020:10637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
AWB 20_4869
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Marokkaanse verzoeker, geboren op [2017], die een verblijfsvergunning had aangevraagd met als doel 'verblijf bij familie en gezin'. De aanvraag was op 19 mei 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, waarna de verzoeker bezwaar had gemaakt en de voorzieningenrechter had verzocht om de werking van het primaire besluit te schorsen totdat op het bezwaar was beslist. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de uitzetting van de verzoeker moet worden verboden totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen. Tevens heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 525,-, en het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 178,- moet worden vergoed. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris op te dragen om eerder dan de wettelijke termijn van 13 augustus 2020 op het bezwaar te beslissen. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting, als gevolg van de coronamaatregelen, en zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4869

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 augustus 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , geboren op [2017] , van Marokkaanse nationaliteit,
vertegenwoordigd door zijn gestelde wettelijke vertegenwoordigers; [A] en [B] , verzoeker
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Bezem),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker van 21 november 2019 tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘verblijf bij familie en gezin’ afgewezen. Daarbij heeft verweerder verzoeker aangezegd dat hij binnen vier weken Nederland dient te verlaten.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de werking van het primaire besluit wordt geschorst zolang verweerder niet op het bezwaar heeft beslist
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan – onder meer – indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Bij fax gedateerd 4 augustus 2020, ontvangen op 5 augustus 2020, heeft verweerder medegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek.
3. Het is tussen partijen niet langer in geschil dat verweerder van de uitzetting van verzoeker behoort af te zien, totdat verweerder op het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit heeft beslist. Om die reden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter zal de uitzetting van verzoeker verbieden tot vier weken nadat verweerder op het bezwaar is beslist.
4. Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter verder om verweerder op te dragen om uiterlijk op 13 augustus 2020 te beslissen op het bezwaar.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat de datum van 13 augustus 2020 gelegen is binnen de wettelijke termijn die verweerder is gegeven om te beslissen op het bezwaarschrift. De gestelde consequenties die een beslissing ná 13 augustus 2020 voor verzoeker kunnen hebben, liggen in de risicosfeer van verzoeker. De voorzieningenrechter ziet hierin geen aanleiding om verweerder op te dragen om al vóór het verstrijken van de wettelijke beslistermijn een beslissing op het bezwaar te nemen.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht van € 178,- vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist; -veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De voorzieningenrechter is
verhinderd om de uitspraak te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.