ECLI:NL:RBDHA:2020:10632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
AWB 20-1113
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en beroep op standstillbepaling voor Turkse zelfstandigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat aan eiser, een Turkse zelfstandige, was opgelegd. Eiser had op 24 januari 2020 een terugkeerbesluit ontvangen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat hij onrechtmatig in Nederland verbleef. Eiser stelde dat hij voornemens was een aanvraag voor een verblijfsvergunning te doen onder de beperking 'arbeid als zelfstandige', en dat hij onder de standstillbepaling van artikel 41 van het Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst viel. De rechtbank oordeelde echter dat eiser zijn voornemen om als zelfstandige in Nederland te werken niet bij de daarvoor geëigende instantie had kenbaar gemaakt. Dit was een vereiste om onder de standstillbepaling te vallen. Eiser had geen aanvraag ingediend en had zich niet gemeld bij de autoriteiten na zijn aankomst in Nederland. De rechtbank concludeerde dat eiser niet onder de standstillbepaling viel, omdat hij geen kenbaar voornemen had geuit om als zelfstandige te werken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser,

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van de partijen heeft er geen zitting plaatsgevonden en heeft de rechtbank het onderzoek op 27 juli 2020 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen.
2. Eiser heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [1998] . Hij is op 24 januari 2020 staande gehouden in de Bakkerij [bakkerij] te [vestigingsplaats] bij een integrale controle op grond van de Wet Arbeid Vreemdelingen.
3. Verweerder heeft aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en hieraan ten grondslag gelegd dat gebleken is dat eiser onrechtmatig in Nederland verblijft, dan wel niet is gebleken dat hij hier rechtmatig verblijft. Verweerder heeft daarbij gesteld dat er risico bestaat op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen, omdat eiser niet op de voorgeschreven wijze Nederland is ingereisd, hij zich als vreemdeling niet onmiddellijk heeft gemeld bij de korpschef, hij niet op een adres staat ingeschreven in de Basis Registratie Personen en hij zich onwettig op de arbeidsmarkt heeft begeven.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder geen terugkeerbesluit aan hem op had mogen leggen omdat hij voornemens was een aanvraag te doen voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’. Eiser had nog geen aanvraag ingediend maar hier al wel een afspraak voor gemaakt. Bovendien was zijn voornemen af te leiden uit zijn registratie in de Kamer van Koophandel en het feit dat hij dit voornemen bij zijn staandehouding heeft meegedeeld. Door dit voornemen valt eiser, die de Turkse nationaliteit heeft, onder de standstillbepaling van artikel 41, eerste lid van het Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst. [1] Oplegging van een terugkeerbesluit is hiermee in strijd.
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen beroep kan doen op de standstillbepaling uit het Aanvullend Protocol. De standstillbepaling houdt in dat Nederland voor Turkse zelfstandigen geen nieuwe beperkingen mag invoeren met betrekking tot de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten. Deze bepaling is van toepassing op Turkse zelfstandigen, maar ook op Turkse burgers die zich in Nederland als zelfstandige wíllen vestigen. Dan moet dit voornemen om zich als zelfstandige te willen vestigen echter wel bij de daarvoor geëigende instantie kenbaar zijn gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser vooraf aan het terugkeerbesluit niet een dergelijk voornemen heeft geuit om als zelfstandige in Nederland te werken. Eiser had geen aanvraag ingediend ten tijde van oplegging van het terugkeerbesluit. Ook heeft hij zich na aankomst in Nederland niet gemeld bij de autoriteiten met de mededeling dat hij naar Nederland was gekomen om te werken, waardoor hij zich ook aan het toezicht van de autoriteiten heeft onttrokken. Eiser heeft in beroep naar voren gebracht dat hij ten tijde van oplegging van het terugkeerbesluit al een afspraak had gemaakt voor het doen van een aanvraag maar hij heeft dit niet onderbouwd. Alleen de inschrijving bij de Kamer van Koophandel is niet als een voor deze procedure relevant voornemen aan te merken nu eiser geen aanvraag had gedaan of enig ander (bedrijfs)gegeven heeft overgelegd bij verweerder of een dienst voor vreemdelingentoezicht.
6. De stelling van eiser dat hij zijn voornemen bij de staandehouding heeft medegedeeld verandert dit allemaal niet. Slechts deze verklaring is niet voldoende om dit voornemen kenbaar te maken. Daarbij komt dat de rechtbank in het verhoor van eiser niet leest dat hij dit voornemen heeft geuit. Hij verklaart in dit gehoor immers over een asielaanvraag en vertelt dat de reden van vertrek uit Turkije is dat hij de dienstplicht niet wilde vervullen. Bovendien blijkt uit deze verklaring dat eiser eerder dan de staandehouding in ieder geval nog niet zijn voornemen kenbaar had gemaakt, en hij dus voordien geen rechtmatig verblijf had. De rechtbank concludeert dat eiser ten tijde van het terugkeerbesluit geen kenbaar voornemen heeft geuit om als zelfstandige te gaan werken in Nederland en dat hij daarom niet onder de standstillbepaling valt. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, op 7 augustus 2020
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst (verordening EEG nr. 2760/72, PB L 293).