ECLI:NL:RBDHA:2020:10627

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
C/09/595072 / FA RK 20-4053
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 25 juni 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging ten aanzien van een vrouw, geboren in 1993 in Somalië, die lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokkenen telefonisch zijn gehoord vanwege de coronamaatregelen. De betrokkene heeft verklaard dat het goed met haar gaat en dat zij een opleiding volgt, maar de casemanager heeft aangegeven dat er geen intrinsieke motivatie is voor het innemen van medicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstig nadeel kan ontstaan als er geen zorgmachtiging wordt verleend, gezien de psychische toestand van de betrokkene en het gebrek aan inzicht in haar ziekte.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/595072 / FA RK 20-4053
Datum beschikking: 7 oktober 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] , Somalië,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.R. van Schaik te Lelystad.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 juni 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 12 juni 2020 ondertekende medische verklaring van
[psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgkaart (niet ingevulde);
- een zorgplan van 18 juni 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 24 juni 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie (blanco);
- een afschrift van de politiemutaties (geen registraties).
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- de advocaat;
- de [casemanager] in aanwezigheid van betrokkene.
Allen zijn akkoord met deze wijze van horen.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft verklaard dat het goed gaat, dat zij al langere tijd thuis is met een voorwaardelijke machtiging, en dat het niet goed is dat zij medicatie moet slikken omdat zij daarvan is aangekomen. Betrokkene geeft aan dat zij een opleiding Zorg en Welzijn doet en lessen volgt, wat goed gaat.
De casemanager heeft verklaard dat betrokkene geen intrinsieke motivatie heeft om de medicatie te nemen. De verwachting is dan ook niet dat betrokkene de medicatie zal blijven nemen als er geen zorgmachtiging zou zijn. Het besef ziek te zijn is niet aanwezig. De zorgmachtiging is nodig om wat met de behandeling bereikt is, te kunnen behouden. In het verleden waren er geen middelen om tijdig te kunnen ingrijpen. Betrokkene is toen langere tijd ontregeld geweest. Een herhaling moet worden voorkomen. Moeder speelt een belangrijke rol bij de ondersteuning van betrokkene bij onder meer het nemen van de medicatie, al ligt de verantwoordelijkheid daarvoor niet bij moeder. Doel is ambulante zorg met opname alleen als het slecht gaat.
De advocaat heeft aangevoerd dat de stoornis, het ernstig nadeel en de causaliteit duidelijk zijn en dat daarbij de vraag opkomt of het ernstig nadeel niet op een andere wijze kan worden afgewend, waarbij te denken is aan een vorm van voorwaardelijke machtiging waarbij moeder een grotere rol krijgt en kan ingrijpen waar het om innemen van medicatie gaat, waardoor de behandeling geborgd en een zorgmachtiging niet nodig is. Betrokkene staat immers niet afwijzend tegenover zorg, behandeling en medicatie.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het verzoek tot een zorgmachtiging plaatsvindt na de in artikel 6:2 van de Wvggz genoemde beslistermijn. Als gevolg van de maatregelen die in maart 2020 door de rechtspraak zijn genomen in verband met het coronavirus is het om logistieke en personele redenen niet mogelijk gebleken om alle zaken binnen de daarvoor gestelde termijnen te behandelen. Met inachtneming van de Wvggz en de “Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona” zijn verzoeken die zien op (voortzetting van) een opname met voorrang behandeld. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop acht de rechtbank zich bevoegd alsnog op het verzoek te beslissen.
Op 28 augustus 2019 is door de rechtbank een nieuwe voorwaardelijke machtiging op grond van de Wet Bopz verleend tot en met 30 juli 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten ongespecificeerde schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen met imperatieve hallucinaties en katatone symptomen.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstige immateriële schade;
- maatschappelijke teloorgang.
Om het ernstig nadeel af te wenden, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er nog niet voldoende mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Het inzicht is er bij betrokkene nog niet dat zij een stoornis heeft die tot serieuze problemen kan leiden. Betrokkene heeft bedenkingen tegen de medicatie vanwege gewichtstoename. Haar bezwaren tegen aankomen in gewicht zijn begrijpelijk, maar wegen niet op tegen het belang dat voorkomen moet worden dat er een herhaling komt van de situatie die tot opname heeft geleid. Het is belangrijk dat het ook de komende maanden goed met betrokkene blijft gaan, zodat zij thuis kan zijn en onder meer haar lessen kan volgen. Om die redenen is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg
hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten (waaronder het gebruik van
communicatiemiddelen) met oog op meewerken aan ambulante behandeling;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank is van oordeel dat moeder niet de verantwoordelijkheid moet dragen voor de medicatie inname van haar zesentwintig jarige dochter. Moeder moet moeder kunnen zijn. Moeder kan naar het oordeel van de rechtbank om die reden niet een alternatief zijn voor het afwenden van het ernstig nadeel. Er zijn ook geen andere minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.
De rechtbank zal bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden met het feit dat de behandeling van voornoemd verzoek heeft plaatsgevonden na de wettelijke beslistermijn en dat betrokkene de behandeling in die periode heeft voortgezet.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] , Somalië,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg
hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten (waaronder het gebruik van
communicatiemiddelen) met oog op meewerken aan ambulante behandeling;
- opnemen in een accommodatie indien ambulante behandeling het ernstig nadeel niet kan
afwenden.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 januari 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, bijgestaan door mr. B.T.E. Groenendijk-Muller als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 oktober 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.