ECLI:NL:RBDHA:2020:10618

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsuitkering wegens verblijf in het buitenland tijdens lockdown

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker wiens bijstandsuitkering was stopgezet. De stopzetting vond plaats op 31 maart 2020, omdat de verzoeker langer in het buitenland verbleef dan toegestaan onder de Participatiewet. De verzoeker, die in Londen verbleef tijdens de lockdown, stelde dat hij in een acute financiële noodsituatie verkeerde door de stopzetting van zijn uitkering. Hij had geen vaste verblijfplaats en verkeerde in een benarde situatie bij zijn zus, die hem niet financieel kon ondersteunen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen sprake was van een acute financiële noodsituatie. De verzoeker had recentelijk een herstelbetaling van € 1250,- ontvangen en ook een vergoeding van € 267,- voor proceskosten. Daarnaast had hij weinig kosten en lasten te dragen, en was er geen spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, A. Jansen, en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2831
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 juni 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. W.A. Timmer),
tegen

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Catakli).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers uitkering ingevolge de Participatiewet (Pw) stopgezet (beëindigd) in verband met verblijf langer in het buitenland dan is toegestaan.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij (correctie)besluit van 30 april 2020 (bekend gemaakt bij brief van 5 juni 2020) heeft verweerder de einddatum van de bijstandsuitkering van verzoeker gewijzigd van 28 februari 2020 in 17 maart 2020.
Bij brief van 15 juni 2020 heeft verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening nader aangevuld.
De zaak is behandeld op 16 juni 2020 door middel van een Skype-beeldverbinding. Verzoeker en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat alvorens kan worden overgegaan tot een inhoudelijke behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening, beoordeeld dient te worden of sprake is van een voldoende spoedeisend belang, als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtspraak ten aanzien van het spoedeisend belang is zeer strikt. Een financieel belang vormt op zichzelf geen reden om een spoedeisend belang aan te nemen. Dit is slechts anders in geval van een acute financiële noodsituatie.
3. Verzoeker heeft daartoe aangevoerd dat hij door de stopzetting van zijn bijstandsuitkering in een zeer benarde situatie is gekomen. Hij heeft geen vaste verblijfplaats en dient sinds 24 maart 2020 binnen te blijven in verband met de Lockdown in Engeland. Verzoeker verblijft bij zijn zus in Londen, maar hier is in feite geen plek voor hem. Zijn zuster en kennissen kunnen ook financieel geen rekening houden met verzoeker. Zijn medicatie is intussen opgeraakt en verzoeker heeft geen financiële middelen om in nieuwe medicatie te voorzien. Daarnaast heeft verzoeker kosten van zijn mobiele telefoon. Hij heeft verder geen enkel inkomen om zijn levensonderhoud te voorzien en geld om terug te keren naar Nederland. Het is van groot belang dat de bijstandsuitkering van verzoeker zo spoedig mogelijk weer wordt verstrekt. Het gaat niet goed met hem.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet aannemelijk is dat verzoeker op dit moment in een acute financiële noodsituatie verkeert. Daartoe wordt overwogen dat uit het dossier is gebleken dat inmiddels aan verzoeker een bedrag aan € 1250,- is uitgekeerd als herstel betaling van de bijstand over de maanden januari 2020 en februari 2020 naar aanleiding van het correctiebesluit van 30 april 2020. Uit de overgelegde bankafschriften blijkt ook dat hij een bedrag van € 267,- in verband met vergoeding proceskosten heeft ontvangen. Verzoeker heeft weinig kosten en lasten te dragen. Hij heeft geen vaste woonlasten in Nederland. Verzoeker heeft verklaard dat hij voor duizend euro rood mag staan op zijn bankrekening. Voorts heeft verzoeker geen hoge dagelijkse kosten van levensonderhoud in verband met zijn verblijf bij zijn zus in Londen (VK). Dat verzoeker daar in een lastige situatie verkeert bij een gezin met 9 kinderen in een beperkte ruimte, kan niet zonder meer leiden tot het aannemen van spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Verder is niet gebleken van een voor verzoeker zo zwaarwegend belang dat behandeling van de bodemprocedure niet door hem zou kunnen worden afgewacht.
5. Het vorenstaande brengt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat bij het verzoek van verzoeker onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81van de Awb ontbreekt. Daarom bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
6. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 23 juni 2020 door mr. M. Munsterman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.