ECLI:NL:RBDHA:2020:10575

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3662
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing vergoeding woon-werkverkeer door defensieambtenaar

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een defensieambtenaar, en de Commandant 13 Herstelcompagnie. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Commandant Landstrijdkrachten, waarin zijn aanvragen voor vergoeding van dienstreizen binnen Nederland op 25 en 26 oktober 2018 waren afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in de periode van 3 september 2018 tot 1 december 2018 een opleiding volgde in Ermelo, en dat zijn plaats van tewerkstelling tijdelijk was gewijzigd naar deze locatie. De eiser had verzocht om een vergoeding voor woon-werkverkeer, maar de rechtbank oordeelde dat de vergoeding die hij had ontvangen niet in strijd was met enige rechtsregel. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had uitgegaan van de plaats van tewerkstelling zoals vermeld in het besluit van 13 oktober 2018. De eiser had geen rechtsmiddelen aangewend tegen dat besluit, waardoor het in rechte onaantastbaar was. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalde, omdat de eiser geen specifieke collega’s had genoemd die in gelijke omstandigheden een andere behandeling hadden gekregen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/3662

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.I. van Os),
en

de Commandant 13 Herstelcompagnie, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. A.J. Verdonk).

Procesverloop

Bij besluiten van 29 oktober 2018 (de primaire besluiten) heeft verweerder eisers aanvragen voor dienstreizen binnen Nederland op 25 oktober 2018 en 26 oktober 2018 afgewezen.
Bij besluit van 8 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via videoverbinding plaatsgevonden op 6 oktober 2020.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Bij besluit van 24 september 2018 heeft de Commandant Landstrijdkrachten eiser opgedragen om van 3 september 2018 tot 1 december 2018 een opleiding te volgen en/of werkzaamheden te verrichten in de functie van Stage MBO-2 Beveiliging. Eisers plaats van tewerkstelling werd voor deze periode gewijzigd naar Ermelo, Legerplaats Ermelo.
Bij besluit van 13 oktober 2018 heeft de Commandant Landstrijdkrachten eiser opgedragen om van 3 september 2018 tot 8 oktober 2018 een opleiding te volgen en/of werkzaamheden te verrichten in de functie van Stage MBO-3 Beveiliging. Eisers plaats van tewerkstelling werd voor deze periode gewijzigd naar Ermelo, Legerplaats Ermelo.
2. Eiser moest op 25 oktober 2018 en 26 oktober 2018 in Ermelo, Legerplaats Ermelo, zijn voor examens. Hij wilde die dagen met een dienstauto naar Ermelo gaan.
Het bestreden besluit
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder vermeld dat eiser in de periode van 3 september 2018 in het kader van de opleiding MBO-3 Beveiliging stage liep op Legerplaats Ermelo. In verband daarmee had eiser zijn standplaats in het systeem gewijzigd in Ermelo, Legerplaats Ermelo, voor de periode van 3 september 2018 tot en met 30 november 2018. Normaal gold de luitenant-generaal Bestkazerne te Vredepeel als eisers standplaats. Het honoreren van een aanvraag voor een dienstreis binnen Nederland, zoals eiser die voor ogen had, is niet mogelijk als de reis vanaf het huisadres de standplaats als bestemming heeft. Met het besluit van 13 oktober 2018 werd bevestigd dat de duur van de tijdelijke tewerkstelling in Ermelo per 8 oktober 2018 werd beëindigd.
Tijdens de bezwaarprocedure is gebleken dat eiser op 6 november 2018 in DIDO een tweetal nieuwe verzoeken om vergoeding van een dienstreis eigen vervoer heeft ingediend voor 25 oktober 2018 en voor 26 oktober 2018. Op 9 november 2018 zijn deze aanvragen goedgekeurd. Die nieuwe verzoeken hebben plaatsgevonden tegen de volgende achtergrond. Na de ontvangst van de afwijzingen van eisers aanvragen dienstreis binnen Nederland heeft eiser op 6 november 2018 in het systeem vanaf 8 oktober 2018 de luitenant-generaal Bestkazerne te Vredepeel ingevoerd. Eiser had op 26 oktober 2018 al in het systeem Ermelo, Legerplaats Ermelo, als zijn standplaats stopgezet met ingang van 8 oktober 2018. Als gevolg van deze handelingen kon het tot een goedkeuring van de op 6 november 2018 ingediende aanvragen komen.
In verband met eisers tijdelijke tewerkstelling te Ermelo is de ‘vergoeding dagelijks reizen onbelast’ - de tegemoetkoming woon-werkverkeer - over de periode van 3 september 2018 tot 8 oktober 2018 aangepast. Vanaf 8 oktober 2018 is de vergoeding weer gebaseerd op eisers normale standplaats, de luitenant-generaal Bestkazerne te Vredepeel.
Juridisch kader
4. Het juridisch kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Het betoog van eiser
5. Eiser heeft aangevoerd dat het bedrag dat hij heeft ontvangen als tegemoetkoming woon-werkverkeer over de periode van 3 september 2018 tot 2 oktober 2018 niet de kosten dekt die eiser heeft gemaakt om naar Ermelo te rijden. Eiser heeft zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel. Volgens eisers hebben collega’s die tegelijk met hem in Ermelo de opleiding deden PNOD-vervoer gekregen.
Het oordeel van de rechtbank
6. Eiser heeft inmiddels een vergoeding ontvangen voor de reizen naar Ermelo voor zijn examens op 25 oktober 2018 en 26 oktober 2018. Het geschil betreft niet langer deze kwestie.
7. Uit een oogpunt van proces-economie gaat de rechtbank in op wat eiser heeft aangevoerd over de vergoeding woon-werkverkeer in de periode van 3 september 2018 tot 2 oktober 2018. Dit hangt samen met het oorspronkelijke geding en hierover hebben beide partijen zich kunnen uitlaten.
8. De rechtbank is niet gebleken dat de door eiser ontvangen vergoeding woon-werkverkeer in strijd met enige rechtsregel is toegekend. Verweerder is terecht uitgegaan van de plaats van tewerkstelling zoals die in het besluit van 13 oktober 2018 is opgenomen. Niet gebleken is dat eiser rechtsmiddelen tegen dat besluit heeft aangewend, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat dat besluit in rechte onaantastbaar is.
9. Eiser heeft geen namen genoemd van collega’s die PNOD-vervoer hebben gekregen. De gemachtigde van verweerder heeft tijdens de zitting gezegd dat hij navraag heeft gedaan, maar dat hem is niet gebleken om welke collega’s het zou gaan. Tijdens de zitting is gebleken dat het volgens eiser ging om collega’s die bij andere onderdelen werkten. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank niet vaststellen dat het gaat om collega’s in gelijke omstandigheden die ongelijk zijn behandeld. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage
12. Op grond van artikel 14, eerste lid, van het Besluit dienstreizen defensie
wordt bij een detachering in de gemaakte reiskosten van de dienstreiziger, alsmede de onvermijdbaar doorlopende kosten, tegemoet gekomen volgens het bij ministeriële regeling bepaalde, waarbij op vervangende wijze wordt voorzien in de voor de desbetreffende dienstreiziger geldende aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling.
Op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling dienstreizen defensie heeft de dienstreiziger die de status heeft van militair in geval van een detachering aanspraak op vergoeding van reiskosten bij of krachtens het Verplaatsingskostenbesluit militairen.
Het Verplaatsingskostenbesluit militairen is vervallen.
Op grond van artikel 19, eerste lid, van het Verplaatsingskostenbesluit defensie heeft de defensieambtenaar aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van het dagelijks reizen over de afstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, indien de te reizen afstand meer dan 10 kilometer bedraagt, hij dagelijks reist, en indien hij militair is tevens een eigen huishouding voert.
Op grond van artikel 27 van het Verplaatsingskostenbesluit defensie wordt de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 19 vastgesteld bij ministeriële regeling.
Op grond van artikel 13, derde lid, van de Verplaatsingskostenregeling defensie is de tegemoetkoming in de kosten van het dagelijks reizen tussen de woning of de plaats van legering en de plaats van tewerkstelling voor de defensieambtenaar die overwegend gebruik maakt van eigen vervoer - afhankelijk van de afstand - per kalendermaand gelijk aan de in bijlage 1, Tabel E, genoemde bedragen.