ECLI:NL:RBDHA:2020:10559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3902
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële hulp voor de aanschaf van een Bemer-systeem bij rugletsel van een militair

In deze zaak heeft eiser, een militair die in 1952 is geboren en een invaliditeitspensioen ontvangt vanwege rugletsel, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Defensie. Eiser verzocht om financiële hulp voor de aanschaf van een Bemer-systeem, dat volgens hem zou helpen bij het verlichten van zijn pijnklachten. De staatssecretaris heeft dit verzoek afgewezen, met de onderbouwing dat het Bemer-systeem niet als een medisch adequaat middel wordt beschouwd voor de behandeling van rugaandoeningen. Eiser heeft in zijn beroep de pijnklachten herhaald, maar heeft de argumenten van de staatssecretaris niet weerlegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de pijnklachten van eiser niet ter discussie staan, maar dat de vraag is of de staatssecretaris gehouden is om financiële hulp te verlenen voor de aanschaf van het Bemer-systeem. De rechtbank concludeert dat het Bemer-systeem niet voldoet aan de criteria voor een voorziening zoals bedoeld in de relevante regelgeving. Daarom wordt het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 23 oktober 2020 door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Powell, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3902

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , Spanje, eiser,

en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: P.J.H. Souren).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 12 mei 2020.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

Eiser, geboren in 1952, ontvangt een militair invaliditeitspensioen vanwege rugletsel dat is ontstaan na een in 1977 in militaire dienst overkomen ongeval.
Eiser heeft verweerder op 15 november 2019 gevraagd om in aanmerking te komen voor financiële hulp bij de aankoop van een Bemer-systeem om met fysische vasculaire therapie de microcirculatie en capillaire vaten te verbeteren waardoor eiser minder medicatie nodig heeft en minder pijn lijdt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van eisers verzoek op 23 december 2019 gehandhaafd. Verweerder heeft in het bestreden besluit met verwijzing naar het advies van de verzekeringsarts R. Bhaggoe uiteengezet dat het Bemer-systeem is afgegeven voor circulatieproblemen en voor wonden maar niet voor rugaandoeningen. Het systeem wordt niet beschouwd als een medisch adequaat middel dat direct dan wel indirect de nadelige gevolgen van de beperkingen die eiser ten gevolge van zijn rugaandoening ondervindt, opheft of vermindert. De bezwaarverzekeringsarts A. Meij heeft bij brief van 2 april 2020 naar aanleiding van door eiser ingezonden publicaties waaronder evidence-based studies en testimonials van rugpatiënten gemotiveerd uiteengezet dat de werkzaamheid een claim is van de fabrikant van het systeem, maar dat het niet een in de reguliere geneeskunde onderbouwde en geaccepteerde behandeling is. De bezwaarverzekeringsarts heeft zich onder meer gebaseerd op een publicatie in Versicheringsmedizin 62 (2010) Heft 3, blz. 140. Voorts is gewezen op een beslissing van het College van Beroep van 14 oktober 2008 (Dossier 1537/08.0123) waarbij in stand is gebleven de beslissing van de Reclame Code Commissie van 27 mei 2008 dat de fabrikant van de Bemer 3000 de daaraan toegeschreven werking niet aannemelijk heeft gemaakt en dus onjuiste informatie geeft.
Eiser kan zich hierin niet vinden en voert daartoe aan - kort weergegeven - dat hij hevige pijnen heeft. Na raadpleging van het internet meent eiser dat het Bemer-systeem daarvoor een oplossing kan zijn. Ter illustratie van de betekenis van het Bemer-systeem heeft eiser verschillende publicaties meegestuurd. De reactie van de verzekeringsarts A. Meij die spreekt over kwakzalverij vindt hij onzin.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.1. Ingevolge artikel 1 van de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (hierna: de Regeling) – voor zover thans van belang – wordt in deze regeling verstaan onder:
a. (…);
b. invaliditeit: de invaliditeit met dienstverband, bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit AO/IV, ook indien sprake is van een invaliditeit van minder dan 10%;
c. voorziening: het middel dat direct dan wel indirect de nadelige gevolgen van de beperkingen die de betrokkene ten gevolge van zijn invaliditeit ondervindt, opheft of vermindert dan wel voorziet in een financiële tegemoetkoming in of een vergoeding van de kosten die daarvan een gevolg zijn;
d. (…).
Ingevolge artikel 3 van de Regeling wordt een voorziening als bedoeld in artikel 2 slechts verleend indien:
a. de verstrekking daarvan in verband met de aanwezige invaliditeit om medische dan wel sociaal-medische redenen aangewezen is;
b. (…).
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat eisers pijnklachten niet ter discussie staan. Verweerder heeft deze pijnklachten ook onderkend. In geschil is de vraag of verweerder financiële hulp in de kosten van de aanschaf van een Bemer-systeem zou moeten verstrekken. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep het in bezwaar ingenomen standpunt heeft herhaald en de reactie van verzekeringsarts A. Meij niet met enig bewijsstuk heeft weerlegd. Verweerder heeft op de standpunten van eiser in bezwaar in de besluitvorming gemotiveerd gereageerd, en eiser heeft met het herhalen van de bezwaargronden in beroep niet inzichtelijk gemaakt waarom deze motivering niet juist is. De conclusie is dat het Bemer-systeem voor eiser geen voorziening is als bedoelt in artikel 1, aanhef en onder c, in samenhang met artikel 3, aanhef en onder a, van de Regeling en verweerder niet gehouden is bij te dragen in de aanschafkosten daarvan.
6. Het beroep slaagt niet. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Powell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2020.
De griffier is
verhinderd te tekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.