ECLI:NL:RBDHA:2020:10543
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 4 augustus 2020 is eiser niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de Staatssecretaris het verzoek om uitstel voor het indienen van een zienswijze heeft toegewezen tot 13 mei 2020, en dat de communicatie bemoeilijkt werd door de coronamaatregelen. De rechtbank oordeelt dat de gemachtigde van eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om contact te hebben met eiser en dat er geen inhoudelijke argumenten zijn aangevoerd die de beslissing van de Staatssecretaris zouden kunnen ondermijnen. Eiser heeft ook geen bewijs geleverd dat hij in Frankrijk niet aan zijn internationale verplichtingen kan voldoen.
De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op 6 augustus 2020.