ECLI:NL:RBDHA:2020:10523
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- J.J. Catsburg
- K.S. Smits
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar verantwoordelijkheid Oostenrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die stelt de Afghaanse nationaliteit te hebben, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het ministerie van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker.
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 4 augustus 2020, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A. Berends, en een tolk, M.O. Salim. De vertegenwoordiger van de Staatssecretaris was ook aanwezig. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de rechtbank inmiddels al had geoordeeld over een gerelateerde zaak (NL20.12668), waardoor de mogelijkheid voor een voorlopige voorziening niet meer bestond.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen grond is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de rechtbank al op het beroep had beslist. Het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. K.S. Smits. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is.