ECLI:NL:RBDHA:2020:10522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.9458 NL20.9459
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en afwijzing door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met betrekking tot de Gambiaanse nationaliteit en psychische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een Gambiaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had in april 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Eiseres heeft in haar tweede asielaanvraag aangevoerd dat zij biseksueel is en daardoor in Gambia problemen ondervindt, waaronder de vrees voor genitale verminking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris ten onrechte het bestreden besluit heeft genomen zonder het IMMO-rapport af te wachten, dat de psychische en medische situatie van eiseres zou kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met de opdracht aan de staatssecretaris om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen. Tevens zijn de proceskosten van eiseres, inclusief de kosten van het IMMO-rapport, toegewezen aan de staatssecretaris. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische problematiek van eiseres en de impact daarvan op haar vermogen om consistent en coherent te verklaren. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 5.250,- aan proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.9458 (beroep) en NL20.9459 (verzoek om een voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , verzoekster en eiseres, hierna: eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: [naam] ),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

ProcesverloopBij besluit van 18 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres heeft de Gambiaanse nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum] . Eiseres heeft voor de eerste keer asiel gevraagd in februari 2017. De afwijzing van deze aanvraag is komen vast te staan met de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juni 2017 (nummer [nummer] ).
1.2
Eiseres heeft aan haar op 10 april 2019 ingediende tweede asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij biseksueel is en om die reden problemen heeft ondervonden in Gambia. Ook vreest zij te zullen worden besneden tegen haar zin.
1.3
De gemachtigde van eiseres heeft aan het Instituut voor mensenrechten en medisch onderzoek (het IMMO) gevraagd om onderzoek te doen. Het IMMO heeft haar bericht dat na bestudering van de voorhanden zijnde juridische en medische stukken, is besloten om medisch onderzoek te doen bij eiseres. Verweerder heeft vervolgens toegezegd om het rapport van het IMMO af te wachten alvorens op de herhaalde asielaanvraag van eiseres te beslissen.
1.4
Verweerder heeft vervolgens besloten om toch niet te wachten op de IMMO-rapportage en om op 18 april 2020 de eerder genoemde beschikking tot afwijzing van de asielaanvraag te nemen. In deze beschikking overweegt verweerder : “gezien de specifieke omstandigheden in verband met de corona-maatregelen is er toch voor gekozen om deze rapportage niet af te wachten (…)”. Eiseres heeft zich hier tegen verzet. Ter zitting is verweerder terug gekomen op deze overweging in het bestreden besluit. Verweerder stelt dat de rapportage van het IMMO wel had moeten worden afgewacht en meegewogen. Het IMMO-rapport is alsnog uitgebracht op 17 september 2020 en door de gemachtigde van eiseres ingebracht. Verweerder vraagt om bij een vernietiging van het bestreden besluit, op grond van de ter zitting gegeven reactie van verweerder op het IMMO-rapport, de rechtsgevolgen in stand te laten.
1.5
Eiseres heeft zich gemotiveerd verzet tegen deze voorgestelde afdoening. Ook heeft zij zich inhoudelijk verzet tegen de ter zitting gegeven reactie van verweerder op het IMMO-rapport.
1.6
De rechtbank overweegt dat niet langer in geschil is dat verweerder ten onrechte het bestreden besluit heeft genomen zonder de IMMO-rapportage af te wachten en bij de beoordeling te betrekken. De rechtbank verklaart daarom het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, zoals verweerder heeft gevraagd.
1.7
De rechtbank stelt voorop dat rechtsgevolgen in stand kunnen worden gelaten indien het bestuursorgaan vasthoudt aan het bestreden besluit, het gebrek herstelt en de andere partij(en) zich daarover in voldoende mate hebben kunnen uitlaten. Beslissend is uiteindelijk of de inhoud van het vernietigde besluit na het herstellen van het gebrek de rechterlijke toets kan doorstaan. Verweerder heeft op de zitting gezegd dat hij vasthoudt aan het bestreden besluit. Eiseres echter, was op de zitting verrast door het standpunt van verweerder en heeft zich hierover niet in voldoende mate kunnen uitlaten. Dat is op zichzelf al voldoende reden om de rechtsgevolgen niet in stand te laten. De rechtbank ziet daar ook overigens geen reden toe, omdat verweerder het gebrek niet zodanig heeft hersteld dat het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan. Daartoe zijn de volgende overwegingen van belang.
1.8
Verweerder heeft niet betoogd dat het iMMO-rapport niet zorgvuldig tot stand is gekomen of naar inhoud niet inzichtelijk of concludent is. Wel heeft verweerder ter zitting, onder verwijzing naar jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), betoogd dat het iMMO-rapport ten onrechte niet heeft geduid op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad. Voor wat de bij eiseres geconstateerde littekens betreft heeft verweerder ter zitting opgemerkt dat het iMMO daar geen sterke kwalificaties heeft gebruikt, zodat dit niet afdoet aan de wijze waarop verweerder de verklaringen van eiseres heeft beoordeeld. Voor wat de psychische klachten betreft waar het IMMO-rapport over spreekt, wijst verweerder er op dat eiseres, blijkens de rapporten van de gehoren, hoe dan ook in staat is geweest om te verklaren en dat eiseres dat zelf heeft bevestigd. Op grond van het voorgaande wil verweerder het iMMO-rapport passeren.
1.9
De rechtbank stelt vast het iMMO in de rapportage inzichtelijk heeft gerapporteerd dat van de bij eiseres gevonden littekens, twee zijn beoordeeld als
zeer consistenten 27 als consistent. Ook inzichtelijk is gerapporteerd dat de psychische problemen die zijn geconstateerd
zeerconsistent zijn voor het gestelde ondergane geweld en dat de psychische/lichamelijke problematiek van eiseres ten tijde van de gehoren
zeer waarschijnlijkinterfereerde met haar vermogen om consistent en coherent te verklaren.
1.1
In een door verweerder aangehaalde uitspraak van de Afdeling [1] overweegt de Afdeling onder meer in rechtsoverweging 10.5 :
“Indien in het iMMO-rapport op concludente en inzichtelijke wijze is gesteld dat de psychische problematiek van de vreemdeling ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk of zeker interfereerde met zijn vermogen om consistent en coherent te verklaren, kan de staatssecretaris hieraan niet voorbijgaan zonder zelf een medisch deskundige te raadplegen. Daartoe is wel vereist dat uit het iMMO-rapport blijkt op welke wijze de mate van waarschijnlijkheid dat de vreemdeling niet in staat was consistent te verklaren, is vastgesteld. (…)Verder moet uit het iMMO-rapport blijken op welke onderdelen van het asielrelaas d beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad. (…) Als de staatsecretaris geen medisch deskundige inschakelt, en de in het iMMO-rapport neergelegde conclusie aldus niet bestrijdt, maar het relaas toch ongeloofwaardig acht, zal hij nader moeten motiveren waarom dit volgens hem het geval is.”
1.11
Het is onder meer op grond van deze uitspraak dat verweerder het iMMO-rapport passeert, omdat in dat rapport niet is geduid op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder daarmee te kort door de bocht gegaan. Daarbij is van belang hetgeen het iMMO-rapport weergeeft in paragraaf 7, over de medische problematiek bij verklaren. De opsteller van het rapport schrijft dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt hoe fysieke en psychische klachten zowel het opslaan van informatie, als het terughalen van deze informatie beïnvloeden. Fysieke en psychische problematiek kan leiden tot beperkingen die kunnen interfereren met compleet, coherent en consistent verklaren. De invloed van deze problematiek beperkt zich niet slechts tot bepaalde gedeelten van het geheugen maar tast het hele geheugen en het functioneren van een persoon aan. Standaard onderscheid maken tussen wat iemand wel of niet moet kunnen verklaren, is, zo stelt het rapport (onder verwijzing naar de bronnen in een noot [2] ), wetenschappelijk onaanvaardbaar. Deze wetenschappelijk onderbouwde conclusie van het iMMO maakt dat de rechtbank oordeelt dat het betoog van verweerder het rapport niet opzij kan zetten. Verweerder heeft weliswaar op (onder andere) de hierboven aangehaalde uitspraak van de Afdeling gewezen, maar deze uitspraak bevat geen medische onderbouwing, net zo min als verweerders betoog. De rechtbank kan deze uitspraak van de Afdeling dan ook niet volgen. In dit verband wijst de rechtbank ook nog op de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch, van 15 juli 2020 [3] , waarin uitgebreid is gemotiveerd waarom de rechtbank zich in die - vergelijkbare - zaak schaart achter de opvatting van het iMMO. De rechtbank schaart zich achter deze motivering en de daaraan verbonden conclusie.
1.12
Ook overigens heeft verweerder niet laten zien het asielverzoek van eiseres met de vereiste zorgvuldigheid te hebben behandeld. Verweerder lijkt zich vooral te hebben beperkt tot een technisch aandoende beoordeling van inconsistenties. Verweerder heeft niet laten zien voldoende aandacht te hebben geschonken aan de door de gehoormedewerker geconstateerde emoties en gedragingen van eiseres tijdens het eerste gehoor van de tweede asielaanvraag en heeft de zorgvuldig opgestelde correcties en aanvullingen (c& a’s) van 30 augustus 209 en 22 oktober 2019 van de gemachtigde van eiseres ogenschijnlijk geheel gepasseerd. In die laatstgenoemde c& a ‘s, wijst de gemachtigde bovendien specifiek op een aantal momenten in het gehoor die niet goed zijn verlopen. Met deze beoordeling heeft verweerder bovendien de conclusies van het iMMO over de beperkingen voor eiseres om coherent te verklaren, miskend. Ook de manier waarop verweerder er voor heeft gekozen te reageren op de lichamelijke problematiek zoals weergegeven in het iMMO-rapport, kan de toets der kritiek niet doorstaan. Verweerder heeft daarvoor geen medisch deskundige ingeschakeld, heeft niet voorafgaand aan de zitting een onderbouwd standpunt ingestuurd, maar heeft ter zitting bij monde van de procesvertegenwoordiger een oordeel gegeven. Dat is onzorgvuldig. Verweerder heeft zich bovendien vrijwel beperkt tot de vaststelling dat niet alle littekens de kwalificatie ‘zeer consistent’ hebben gekregen. Verweerder gaat er aan voorbij dat er een groot aantal littekens is, dat twee daarvan de kwalificatie ‘zeer consistent’ hebben gekregen en 27 de kwalificatie ‘consistent’ en dat volgens het iMMO-rapport voor alle littekenbeoordelingen geldt dat er een causaal verband is gevonden tussen de littekens en het door eiseres gestelde geweld. Het iMMO-rapport meldt weliswaar ook dat meerdere andere oorzaken voor de ontstaanswijze van de littekens mogelijk zijn, maar, zo heeft de gemachtigde van eiseres terecht opgemerkt, het iMMO stelt direct daarop:
“De kans dat al deze afzonderlijke littekens een andere oorzaak hebben dan de door betrokkene gestelde toedracht wordt minder waarschijnlijk omdat het hier gaat om 34 littekens waarvan één groep van 7 littekens (in totaal 40 littekens). Dit maakt de waarschijnlijkheid van de door betrokkene gestelde toedracht ten aanzien van de ontstaanswijze van de littekens groter. Alle littekens tezamen worden beoordeeld (…) als zeer consistent met de gestelde martelingen.”
Ten aanzien van het beroep
1.13
De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen aanleiding is om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Aan de overige gronden die eiseres naar voren heeft gebracht, komt de rechtbank niet toe. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
1.14
De gevraagde voorziening strekt er toe te bepalen dat eiseres de behandeling van het beroep in Nederland mag afwachten. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
De proceskosten
1.15
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.575,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
1.16
Ook de kosten van het iMMO-rapport komen voor vergoeding in aanmerking, omdat eiseres dit rapport in redelijkheid heeft kunnen laten opstellen om te onderbouwen dat zij in de eerdere procedure psychische klachten had die zij koppelde aan haar asielrelaas en aan haar vermogen om coherent en consistent te verklaren. De kosten van € 3.675,00, zoals vermeld op de bij brief van de gemachtigde van eiseres van 7 juni 2020 overgelegde factuur, komen de rechtbank daarbij niet onredelijk voor en zijn door verweerder ook niet weersproken. De rechtbank stelt deze kosten dus vast op € 3.675,00, zodat verweerder in totaal een bedrag van € 5.250,- aan eiseres dient te vergoeden.
1.17
Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak met nummer NL20:9458:
-
verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak
een nieuw besluit te nemen op de met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 5.250,-.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer: NL20.9459:
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Uitspraak van 27 juni 2018, te vinden op rechtspraak.nl onder nummer: ecli:nl:rvs:2018:2085
2.Krinsley, K.E., Gallagher, J.G., Weathers, F.W., Kutter, C.J., & Kaloupek, D.G. (2003). Consistency of Retrospective reporting about exposure to traumatic events. Journal of traumatic stress, 16, 399-409; Hepp U, Gamma A, Milos G e.a. (2006). Inconsistency in reporting potentially traumatic events. British Journal of Psyhiatry, 188, 278-283; Heriihy J. Scragg P, Turner S. (2002). Discrepancies in autobiographical memories - Implications for the assessment of asylum seekers: repeated interviews study. British Medical Journal, 324: 324-327.
3.Te vinden op rechtspraak.nl onder nummer ecli:nl:rbdha:2020:6543.