ECLI:NL:RBDHA:2020:10489

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
C/09/592458 / FA RK 20-2822
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gericht op de betrokkene, geboren in 1952, die in een zorgelijke situatie verkeerde en waarbij de officier van justitie meende dat verplichte zorg noodzakelijk was. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat niet voldaan was aan de criteria voor het verlenen van verplichte zorg zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de medische verklaringen en de situatie van de betrokkene. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 augustus 2020 heeft de betrokkene verklaard geen zorgmachtiging te willen en geen medicatie te wensen. De advocaat van de betrokkene heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor ernstig nadeel en dat de betrokkene in staat was om zelfstandig te functioneren. De sociaal psychiatrisch verpleegkundige heeft echter aangegeven dat er zorgen waren over de psychische toestand van de betrokkene, maar de rechtbank vond dat er te veel twijfels waren over de noodzaak van verplichte zorg.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen recente meldingen van overlast waren en dat de situatie van de betrokkene niet zodanig was dat er sprake was van ernstig nadeel. De rechtbank concludeerde dat de medische verklaring niet voldoende was om aan te tonen dat de betrokkene een psychische stoornis had die verplichte zorg rechtvaardigde. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beslissing is genomen door rechter J.T.W. van Ravenstein, bijgestaan door griffier P.A. Kok, en is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/592458 / FA RK 20-2822
Datum beschikking: 28 augustus 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1952 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Lindhout te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 06 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 7 april 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 17 april 2020;
- een zorgplan van 14 april 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 30 april 2020;
- een afschrift van de politiemutaties.
Bij tussenbeschikking van 16 juli 2020 heeft de rechtbank vastgesteld dat de medische verklaring verouderd was. Gelet hierop achtte de rechtbank het van belang dat er een nieuwe medische verklaring, opgesteld door een onafhankelijke psychiater, zou worden overgelegd met een nadere onderbouwing ten aanzien van de psychische stoornis en het daaruit voortvloeiende ernstig nadeel. Daarnaast heeft de rechtbank de officier van justitie verzocht om aanvullende informatie op te vragen bij de wijkagent over eventuele overlast in de afgelopen maanden. In afwachting van deze stukken heeft de rechtbank de behandeling van het verzoek aangehouden tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijdstip.
Op 20 augustus 2020 is ter griffie ingekomen een op diezelfde datum ondertekende actuele medische verklaring van [psychiater 2] die betrokkene heeft onderzocht, maar niet bij haar behandeling betrokken was.
Voorts heeft de rechtbank op 28 augustus 2020 van de zijde van het Openbaar Ministerie ontvangen een document, waaruit blijkt dat er geen recente politiemutaties over betrokkene bekend zijn.
De mondelinge behandeling van het verzoek is op 28 augustus 2020 hervat.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene,
- haar advocaat, en
- de [sociaal psychiatrisch verpleegkundige] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft verklaard dat zij geen zorgmachtiging wenst. Zij wil niet worden opgenomen en wil ook geen medicijnen. Betrokkene ervaart geen achterdocht. De band met haar buren is goed. Betrokkene heeft alleen wat geluidsoverlast van haar benedenburen. Hard stampen in huis is niet aan de orde, al was het maar omdat betrokkene sloffen draagt. Ook slaapt zij niet meer in haar auto. Betrokkene heeft een sociaal netwerk. Er is dus geen enkele reden waarom zij zich zou terugtrekken. Met haar dochter heeft betrokkene geen contact, maar betrokkene schrijft haar wel af en toe een brief waarin zij vertelt hoe het met haar gaat en aangeeft dat zij van haar houdt. Hierop wordt echter nooit gereageerd.
De advocaat heeft afwijzing van het verzoek bepleit, omdat betrokkene heel duidelijk aangeeft dat zij geen medicatie wil en omdat er onvoldoende sprake is van ernstig nadeel. Op de vorige zitting is namens betrokkene ook al aangegeven dat betrokkene de diagnose betwist en dat zij het gebruik van medicatie niet nodig vindt. Over het ernstig nadeel wilde de vorige rechter meer informatie hebben. Daar is weinig van terug te vinden in het dossier: er is wel een nieuwe medische verklaring, maar geen ‘belastende’ informatie van de wijkagent. De laatste meldingen van overlast dateren van november / december 2019 en de psychiater kan niet vaststellen of de problemen zijn opgelost sinds de buurman van betrokkene is opgenomen in een verpleeghuis. Gelet hierop kan er niet worden gesproken van ernstig nadeel. Er zou recent nog een melding zijn gedaan van overlast, maar hier zijn geen stukken van. De advocaat stelt zich voorts op het standpunt dat uit het feit dat betrokkene tijdens de hittegolf af en toe in haar auto is gaan zitten (zonder de bedoeling te gaan rijden) niet gedestilleerd kan worden dat er sprake is van ernstig nadeel.
De sociaal psychiatrisch verpleegkundige heeft verklaard dat zij betrokkene uit het verleden kent. De zorgen van de behandelaars zijn met name gericht op wat angst en achterdocht met betrokkene doen: dit zorgt ervoor dat zij zich steeds meer afzondert. De wanen van betrokkene waren erg gericht op de buren en betrokkene sliep soms op het balkon. Haldol nam de scherpe randjes weg. De sociaal psychiatrisch verpleegkundige kan zich goed voorstellen dat betrokkene naar behoren functioneert op haar werk en dat daar minder stress is dan thuis. Het komt nog wel eens voor dat de buren een melding doen van overlast. Recent is er nog een mailtje ontvangen dat betrokkene hard zou stampen in huis. De kwaliteit van leven voor betrokkene en haar buren zou beter kunnen zijn als zij medicatie zou gebruiken. Een opname van betrokkene zou op dit moment weinig meerwaarde hebben. De sociaal psychiatrisch verpleegkundige is voorstander van toewijzing van het verzoek, zodat betrokkene op medicatie kan worden ingesteld, haar wanen afnemen en haar kwaliteit van leven toeneemt.

Beoordeling

De rechtbank komt tot een afwijzing van het verzoek omdat niet is voldaan aan de criteria voor het verlenen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 van de Wvggz. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat ter zitting is gebleken dat op 20 augustus 2020 door [psychiater 2] een onafhankelijk en actueel psychiatrisch onderzoek bij betrokkene is uitgevoerd, nadat de rechtbank op 16 juli 2020 had vastgesteld dat de medische verklaring van 7 april 2020 was verouderd in die zin dat onvoldoende duidelijk was of de actuele situatie nog overeenkwam met de situatie zoals die was ten tijde van het opstellen van de medische verklaring van 7 april 2020.
Uit de stukken leidt de rechtbank af dat er in 2019 intensieve bemoeienis van de politie (wijkagent) is geweest bij betrokkene en haar buren. De rechter die de zaak op 16 juli 2020 heeft behandeld, was van oordeel dat uitgezocht moest worden of er nog steeds sprake was overlast en burenruzies en van
recentemeldingen daarvan door de buren van betrokkene. Uit de stukken die de rechtbank hierover kort voor de zitting nog van de officier van justitie heeft ontvangen, blijkt dat er over betrokkene recent geen politiemeldingen meer zijn gedaan.
Daar komt bij dat uit de nieuwe medische verklaring volgt dat de onafhankelijke psychiater niet goed kan inschatten of de paranoïde achterdocht van betrokkene, die in het verleden hoofdzakelijk gericht was op haar buurman, is afgenomen sinds de buurman in kwestie opgenomen is, óf dat de achterdocht van en overlast door betrokkene onverminderd aanwezig zijn, maar nu zijn gericht op haar andere buren.
Dit alles maakt dat de rechtbank tot het oordeel komt dat er teveel twijfels zijn om te concluderen dat aan de wettelijke vereisten ten aanzien van het ernstig nadeel en de psychische stoornis wordt voldaan. Daarom zal het verzoek worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, bijgestaan door
P.A. Kok als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 augustus 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 september 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.