ECLI:NL:RBDHA:2020:10473

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
C/09/599659 / FA RK 20-6545
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 2 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 11 september 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging ten aanzien van een vrouw, geboren in 1978, die lijdt aan een schizoaffectieve stoornis met ernstige agressieve impulsdoorbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet bereid was om deel te nemen aan de zitting, maar haar advocaat heeft haar belangen behartigd. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de vrouw een geschiedenis heeft van gewelddadig gedrag, vooral richting hulpverleners, en dat zij geen ziektebesef heeft. De psychiater en ambulant behandelaar hebben verklaard dat de vrouw moeilijk te behandelen is en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 2 april 2021, en omvat onder andere het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/599659 / FA RK 20-6545
Datum beschikking: 02 oktober 2020

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. D. Poot te Leiden.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 11 september 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 2 september 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 24 augustus 2020;
- een zorgplan van 25 augustus 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 10 september 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 02 oktober 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- de advocaat;
- mevrouw [psychiater 2] ;
- de heer [ambulant behandelaar]
Zij zijn akkoord met deze wijze van horen.
Betrokkene heeft voorafgaand aan de zitting aan haar advocaat aangegeven geen deel te willen nemen aan de zitting. Zij is via haar advocaat van de datum en het tijdstip van behandeling op de hoogte. Ten tijde van de zitting heeft zij haar telefoon niet opgenomen. De advocaat heeft naar zijn zeggen voldoende (app-)contact met haar gehad om een zienswijze namens haar naar voren te brengen. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat betrokkene niet bereid is zich met betrekking tot dit verzoek te doen horen en behandelt de zaak buiten aanwezigheid van betrokkene maar in aanwezigheid van haar advocaat.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

De psychiater heeft naar voren gebracht dat het erg moeilijk is om een behandelrelatie of een dialoog met betrokkene aan te gaan. Dit is de afgelopen jaren vaak geprobeerd. Het toedienen van depotmedicatie is momenteel het hoogst haalbare in de behandeling van betrokkene, maar haar toestandsbeeld vereist volgens het behandelteam een verdergaande behandeling. Er wordt geprobeerd om aan te sluiten bij de wens van betrokkene om zo min mogelijk contact met de hulpverlening te hebben. Het lukte een tijdlang om het toestandsbeeld van betrokkene te monitoren via de meldingen van het veiligheidshuis, maar sinds enige tijd heeft betrokkene ook het contact met het veiligheidshuis verbroken. Betrokkene heeft een hekel aan zorgverleners. Zij is nu enkele malen haar depot niet komen ophalen of heeft getracht te schuiven met de tijdstippen tussen de verschillende depots. Dat is niet omdat zij het moment waarop ze het depot moet krijgen vergeten is maar ze wil geen depots en probeert er op deze manier onderuit te komen. Het toepassen van dwang bij het geven van de depots zorgt steeds meer voor een grote belasting van de hulpdiensten. Als behandelteam zijn wij aan het afwegen hoelang het huidige beleid rond de behandeling van betrokkene nog haalbaar is. Betrokkene decompenseert erg snel als zij haar depot te laat neemt. Dat hangt ook samen met de dosering die betrokkene krijgt. Deze is laag en dan luistert het stipt nakomen van het schema waarop de depots worden gegeven extra nauw. Als betrokkene opgenomen zou worden, wordt er ook behandeld op een gedragsverandering en daarvoor is een langdurende behandeling nodig. Wanneer opname aan de orde is heeft de instelling, gelet op de vele onvoorspelbare agressie-incidenten in de voorgaande jaren, alle mogelijkheden tot het kunnen opleggen van beperkingen aan betrokkene nodig. Voordat overgegaan wordt tot opname, wordt er eerst nog geprobeerd om een relatie met betrokkene op te bouwen om haar goed behandeld te krijgen en om uit te leggen hoe belangrijk het is dat zij haar depot op tijd moet komen halen. Wij streven nog steeds naar een behandeling op basis van samenwerking. Het is echter niet zo, dat betrokkene zelf mag bepalen wie haar behandelaars zijn. Tot nu toe wijst zij bijna iedere behandelaar af.
De heer [ambulant behandelaar] , heeft aangegeven dat betrokkene tijdens haar decompensatie in december 2019 bij binnenkomst van de kliniek een psychiater ernstig heeft mishandeld. Als betrokkene decompenseert, is er geen ruimte meer om met haar in gesprek te gaan. Dan is direct in kunnen grijpen nodig en in het belang van ieders veiligheidd.
Namens betrokkene heeft haar advocaat naar voren gebracht dat betrokkene ontkent dat er sprake is van een psychische stoornis. Het door haar gepleegde geweld in het verleden was volgens haar zelfverdediging. Zij vindt de hulp overdreven en vindt dat het nu eindelijk een keer afgelopen moet zijn met alle GGZ-zorg. De advocaat schat in dat een opname van betrokkene evenals de overige verzochte vormen van verplichte zorg contraproductief zullen werken. Het verzet van betrokkene wordt alleen maar heviger als er meer ingegrepen wordt op haar autonomie. Als het lukt om bij de inname van het depot rust te creëren, kan dit helpen om stappen te zetten in de behandelrelatie.
Beoordeling
Op 24 juni 2020 is door de rechtbank een zorgmachtiging verleend tot en met 21 september 2020.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:6, onder a, Wvggz is deze zorgmachtiging inmiddels vervallen, aangezien de officier van justitie niet uiterlijk vier weken voor het verstrijken van de geldigheidsduur van die machtiging een verzoekschrift voor een zorgmachtiging heeft ingediend en de zitting dientengevolge na de expiratiedatum heeft plaatsgevonden.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizoaffectieve stoornis, met daarbij ernstige agressieve impulsdoorbraken.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene heeft al vele episodes met een psychose (met grootheidswanen) doorgemaakt. In een periode van decompensatie is betrokkene zeer achterdochtig. Betrokkene stuurt dan vanuit haar psychotische toestand dreigmails, soms in zeer hoge frequentie en met name naar hulpverleners. Zij uit zich in gesprekken met hen dan ook zeer dreigend. Daarnaast is zij vaak ook fysiek zeer agressief naar derden, met name hulpverleners van de GGZ. Door haar achtergrond (training in (vecht-) sporten en training bij de politie toen zij nog werkte), is zij gevaarlijk. Betrokkene toont geen inzicht of berouw over haar gedrag na stabilisatie van haar toestandsbeeld. Betrokkene is in behandeling bij het Ambulant Centrum Fivoor in Den Haag in het FACT-team en is van mening dat begeleiding of behandeling niet noodzakelijk is. De rechtbank ziet dit, afgaand op de stukken en de toelichting van de psychiater en ambulant behandelaar ter zitting, niet in mee en ziet veel (serieus risico op) ernstig nadeel aanwezig.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er nu nog geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene ontkent dat er bij haar sprake is van een stoornis. Er is dus geen sprake van ziektebesef, laat staan van ziekte-inzicht. Het lukt betrokkene niet afdoende zich te houden aan de afspraken rondom het halen van haar depot of zij probeert deze afspraak vaak te verschuiven. Behandeling is tot op heden alleen haalbaar in een gedwongen kader.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie.
Met betrekking tot de verplichte zorgvorm opnemen in een accommodatie overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar wat hierover ter zitting is gehoord van de psychiater, dat er voordat wordt overgegaan tot opname eerst serieus bezien moet worden of het alsnog mogelijk is om een behandelrelatie met betrokkene op te bouwen en/of haar te doordringen van het belang van het regelmatig en op tijd ophalen van haar depot, om op die manier een langer durende opname te voorkomen.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
De huidige behandeling is vooral gericht op het voorkomen van schade en gevaar. Uit het verleden is gebleken dat het niet mogelijk is om vanuit ambulante behandeling bij te dragen aan maatschappelijk herstel. Oorzaak hiervoor is het gebrek aan ziektebesef van betrokkene. Ook haar gebrek aan inzicht in de gevolgen van haar ernstig agressieve gedrag naar hulpverlening ontbreekt, wat het aangaan van een behandelrelatie sterk bemoeilijkt. In het verleden zijn al heel veel mogelijkheden van ambulante zorg geprobeerd, zonder effect op herstel en met als gevolg dreiging en agressie jegens met name psychiaters.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.
Nu de vorige zorgmachtiging is verlopen, is er geen sprake van een aansluitende zorgmachtiging en zal de rechtbank de nieuwe zorgmachtiging verlenen voor de duur van zes maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats]
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 april 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, bijgestaan door mr. R. van Warners als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 02 oktober 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 oktober 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.