ECLI:NL:RBDHA:2020:10458

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2746
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsingsbesluit van een leerling wegens aanhoudend verzuim en niet nakomen van afspraken

Op 19 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Yandere, en het college van bestuur van de Stichting Stedelijk Voortgezet Onderwijs te Zoetermeer, vertegenwoordigd door mr. S. Ouwens. De zaak betreft een schorsingsbesluit van de zoon van eiseres, [A], die op 8 januari 2019 voor de duur van een dag is geschorst vanwege aanhoudend verzuim en het niet nakomen van afspraken. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 14 september 2020, die via Skype plaatsvond, zijn zowel eiseres als haar zoon, alsook vertegenwoordigers van de school verschenen. Eiseres betoogde dat de schorsing onvoldoende was gemotiveerd en dat haar zoon, die astma heeft, niet op de hoogte was van de consequenties van zijn afwezigheid. De rechtbank oordeelde dat er voldoende procesbelang was voor eiseres, ondanks dat haar zoon inmiddels was geslaagd voor zijn eindexamen en niet langer leerling was op de school.

De rechtbank concludeerde dat het schorsingsbesluit zorgvuldig tot stand was gekomen. Er was een proces van meerdere gesprekken en afspraken geweest over het verzuim van [A]. De rechtbank oordeelde dat de schorsing niet disproportioneel was en dat de school niet verplicht was om een officiële waarschuwing te geven voor de schorsing. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/2746

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Yandere),
en
het college van bestuur van de Stichting Stedelijk Voortgezet Onderwijs te Zoetermeer, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Ouwens).

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de zoon van eiseres ( [A] ) voor de duur van een dag geschorst.
Bij besluit van 18 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft gereageerd op het verweerschrift. Verweerder heeft daarop het verweerschrift aangevuld.
Het onderzoek ter zitting heeft, via een Skype-verbinding, plaatsgevonden op
14 september 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn verschenen [A] (de zoon van eiseres), de heer [B] (conrector van het Picasso Lyceum), de heer [C] (voorzitter van het college van bestuur) en mevrouw [D] (rector van het Picasso Lyceum).

Overwegingen

1.
De zoon van eiseres, [A] , was ten tijde van het bestreden besluit leerling van het Picasso Lyceum te Zoetermeer, dat deel uitmaakt van de Stichting Stedelijk Voortgezet Onderwijs.
2. Verweerder heeft [A] bij bericht van 8 januari 2019 geschorst voor de duur van een dag (op 9 januari 2019) met als reden aanhoudend verzuim en het niet nakomen van afspraken. Volgens verweerder is [A] bovengemiddeld vaak afwezig bij de lessen. Ondanks dat hierover afspraken zijn gemaakt met [A] , eiseres en verschillende instanties, houdt volgens verweerder het verzuim aan en worden afspraken niet nagekomen.
3. Eiseres voert aan dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd, nu niet blijkt uit het besluit welke gedragingen hebben geleid tot de schorsing. De zoon van eiseres heeft astma, waardoor hij wegens medische redenen vaker dan gemiddeld afwezig is geweest. Dat de zoon van eiseres niet is verschenen op de afspraak van 7 januari 2019 zou onvoldoende zijn om hem te schorsen, omdat die dag een studiedag betrof en [A] daarom dacht dat de afspraak niet door zou gaan. Nu eiseres en haar zoon niet eerder gewezen zijn op de consequenties van het niet nakomen van afspraken en/of aanhoudend verzuim, is het besluit volgens hen ook disproportioneel. Daarnaast is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen omdat eiseres niet is gehoord, niet vóór het schorsingsbesluit noch in de bezwaarfase, terwijl uit het protocol ‘Schorsen en verwijderen’ (hierna: het protocol) van de school blijkt dat een schorsing pas kan plaatsvinden nadat de ouders/verzorgers van de betreffende leerling zijn gehoord. Voorts blijkt uit dit protocol dat bij de uitvoering van een schorsing de onderwijskundige relatie met de leerling intact moet blijven. Volgens eiseres is dit niet gebeurd, omdat [A] deuren en ramen moest schoonmaken.
Ontvankelijkheid van het beroep
4.1.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiseres wel belang heeft bij de beoordeling van het beroep. Verweerder heeft in het verweerschrift aangevoerd dat de zoon van eiseres inmiddels is geslaagd voor zijn eindexamen, geen leerling meer is op het Picasso Lyceum en de schorsing meer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden.
4.2
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 18 augustus 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BN4281) is de rechtbank van oordeel dat eiseres reeds procesbelang heeft bij haar beroep nu zij om proceskostenvergoeding heeft verzocht in bezwaar en beroep.
4.3.
De rechtbank stelt verder vast dat, zoals verweerder betoogt, het bezwaar van eiseres in de brief van 25 maart 2019 niet (on)gegrond is verklaard. Nu de brief van
25 maart 2019 niet op rechtsgevolg is gericht, kan deze volgens de rechtbank niet worden aangemerkt als besluit op bezwaar. Eiseres heeft dus prematuur beroep ingesteld. De rechtbank constateert echter dat eiseres bij schrijven van 27 december 2019 beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 18 november 2019, in het geval dat besluit als besluit op bezwaar zou moeten worden aangemerkt.
Het schorsingsbesluit
5.1.
Op grond van artikel 13 van het Inrichtingsbesluit WVO kan het bevoegd gezag met opgave van reden een leerling voor een periode van ten hoogste één week schorsen.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de zoon van eiseres voor de duur van een dag heeft geschorst naar aanleiding van aanhoudend verzuim en het niet nakomen van afspraken. In het bestreden besluit heeft verweerder gemotiveerd dat [A] bovengemiddeld vaak afwezig is geweest. Naar aanleiding van de veelvuldige afwezigheid van [A] heeft overleg plaatsgevonden tussen eiseres, haar zoon en verschillende instanties. Ondanks dat bij dit overleg meerdere afspraken zijn gemaakt om het verzuim terug te dringen, bleef het verzuim hoog, zoals blijkt uit het overzicht van verzuim (bijgevoegd bij het bestreden besluit). Door het aanhoudende hoge verzuim heeft de school contact opgenomen met de jeugdarts en een leerplichtambtenaar. Na overleg met de jeugdarts en de leerplichtambtenaar is eiseres ingelicht over nieuwe afspraken ten aanzien van de verzuimregistratie van [A] . Eiseres heeft niet op deze nieuwe afspraken gereageerd en het verzuim van [A] bleef daarna onverminderd hoog. Verweerder heeft [A] daarop uitgenodigd voor een gesprek op 7 januari 2019 over het aanhoudende verzuim en het niet nakomen van eerder gemaakte afspraken. Dit bericht is ook naar eiseres verstuurd. [A] is, zonder bericht van verhindering door hem of zijn moeder, niet op dit gesprek verschenen. Een dag later is op school met [A] afgesproken dat hij zich aan het einde van de pauze alsnog bij de conrector zou melden voor een gesprek. [A] is niet verschenen op dit gesprek. Verweerder is vervolgens overgegaan tot de schorsing.
Uit het voorgaande blijkt volgens de rechtbank dat aan het schorsingsbesluit een behoorlijk proces is voorafgegaan waarbij op meerdere momenten met eiseres en haar zoon afspraken zijn gemaakt over het verzuim en er contact is geweest over het niet nakomen van afspraken. Het betoog van eiseres dat niet blijkt uit het besluit welke gedragingen hebben geleid tot de schorsing en dat de schorsing disproportioneel is, volgt de rechtbank dan ook niet. Hierbij acht de rechtbank eveneens van belang dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat al bij eerdere gesprekken is gesproken over mogelijke consequenties van het aanhoudende verzuim en het niet nakomen van afspraken. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder niet gehouden is om voor het opleggen van een schorsing een officiële schriftelijke waarschuwing te versturen.
Dat het gesprek met [A] op een studiedag was gepland en hij daarom dacht dat de afspraak niet doorging, volgt de rechtbank evenmin. Het lag op de weg van eiseres en haar zoon om bij eventuele onduidelijkheden over de afspraak contact op te nemen met de conrector of om hem te verzoeken de afspraak op een ander moment te plannen. Dat het missen van de afspraak op 7 januari 2019 de enige reden is voor de schorsing, zoals eiseres betoogt, blijkt volgens de rechtbank niet uit het besluit en uit hetgeen verweerder ter zitting heeft verklaard.
Het feit dat [A] last heeft van astma leidt niet tot een ander oordeel, nu de betrokken jeugdarts, mede op basis van verklaringen van [A] zelf, al eerder heeft beoordeeld dat de astma op zichzelf geen reden kan zijn voor het hoge verzuim. Eiseres is gewezen op de mogelijkheid om een verklaring van de huisarts van [A] over te leggen in het geval zijn astma zou zijn verergerd, maar zij heeft hierop niet gereageerd. Het betoog van eiseres ter zitting, dat de school in de herfst nader onderzoek had moeten doen door de schoolarts opnieuw te benaderen, volgt de rechtbank dan ook niet.
5.3.
Het betoog dat verweerder door het niet horen van eiseres in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel en met het protocol, volgt de rechtbank evenmin. Niet blijkt uit het protocol dat schorsing van een leerling pas mag plaatsvinden nadat de ouders/verzorgers zijn gehoord. Voorts overweegt de rechtbank dat eiseres meerdere malen door de school is benaderd om over de schorsing te komen praten. Zo is eiseres op 28 januari 2019 uitgenodigd voor een gesprek over de schorsing. Eiseres heeft daarop geantwoord dat zij in het buitenland verbleef en later zelf contact zou opnemen voor het maken van een nieuwe afspraak. Dit heeft eiseres niet gedaan. Verweerder heeft eiseres daarom op 14 maart 2019 een nieuwe uitnodiging verstuurd voor een gesprek. Op verzoek van eiseres is dit gesprek uitgesteld, omdat zij eerst de gronden van bezwaar wenste aan te vullen. Uiteindelijk heeft op 17 mei 2019 een gesprek plaatsgevonden ter bespreking van het bezwaarschrift, zoals eiseres zelf wenste.
Voorts volgt de rechtbank eiseres niet in haar betoog dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 7:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 7:5, eerste lid, van de Awb kan het horen ook geschieden door of mede door het bestuursorgaan zelf dan wel de voorzitter of een lid ervan. In dit geval is eiseres door de heer [E] , de voorzitter van het college van bestuur van de Stichting Stedelijk Voortgezet Onderwijs te Zoetermeer, gehoord. Dat ook de heer [B] , die betrokken was bij het primaire besluit, aanwezig was om feitelijk het een en ander toe te lichten, maakt niet dat verweerder niet in overeenstemming met artikel 7:5 van de Awb heeft gehandeld. Daargelaten dat de voorafgaand aan de hoorzitting verstuurde brief van 25 maart 2019 van de voorzitter ( [E] ) door wie het horen is geschied, summierlijk op de inhoud en rechtmatigheid van het primaire besluit ingaat, hetgeen in het algemeen niet bevorderlijk is voor het voorkomen van de schijn van partijdigheid, ziet de rechtbank hierin geen aanleiding voor het oordeel dat de wijze van horen door verweerder zonder meer blijk geeft van vooringenomenheid. Hierbij is van belang dat het besluit om meergenoemde brief te sturen in het bijzonder is ingegeven doordat eiseres tot op dat moment niet beschikbaar was om over het primaire besluit in gesprek te gaan en eiseres daarbij juist wordt opgeroepen om haar zienswijze alsnog in een gesprek te delen met verweerder. Bovendien blijkt uit het verslag van de hoorzitting evenmin van een vooringenomen houding van de voorzitter.
5.4.
Eiseres heeft tot slot aangevoerd dat verweerder in strijd met het protocol heeft gehandeld door [A] tijdens de schorsing deuren en ramen te laten schoonmaken. De rechtbank overweegt hiertoe dat de aard van de activiteiten tijdens de schorsing in beginsel niet ter beoordeling voorligt en geen onderdeel vormt van het primaire besluit.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2020
.
de griffier is buiten staat
deze uitspraak mede te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.